Afgelopen weken ging deze foto van de Griekse minister van gezondheid viraal op het internet. Op de foto rookt hij een sigaret tijdens een persconferentie die gehouden wordt in het ministerie van Volksgezondheid. Het ironische is bovendien dat de foto is gemaakt op 31 mei: “World No Tobacco Day”. Je mag verwachten dat deze minister van gezondheid er van op de hoogte is dat roken niet goed is voor je gezondheid, en toch kan hij het niet laten. Hieruit blijkt maar hoe verslavend sigaretten kunnen zijn. Dat geldt echter niet voor iedereen. Er zijn ook mensen die wel eens een sigaret hebben geprobeerd, maar nooit echt regelmatig zijn gaan roken, of mensen die dat wel zijn gaan doen maar die heel makkelijk konden stoppen. Als we weten waar die individuele verschillen tussen mensen vandaan komen, dan kunnen we mensen beter helpen om te stoppen met roken,
of zelfs voorkomen dat ze beginnen.
Het is duidelijk dat familieleden vaak op elkaar lijken wat betreft hun rookgedrag. Als een puber rokende ouders of rokende broers en zussen heeft dan is de kans veel groter dat hij of zij zelf ook gaat roken dan wanneer er geen rokende familieleden in het gezin zijn. De gelijkenis tussen familieleden zou verklaard kunnen worden door (1) de gedeelde gezinsomgeving: kinderen groeien op bij rokende familieleden en gaan dat gedrag imiteren en/of (2) doordat de familieleden dezelfde genetische gevoeligheid voor rookgedrag en nicotine verslaving hebben.
Tijdens een college vroeg ik wat volgens de studenten belangrijker zou zijn bij verslaving aan nicotine: de gezinsomgeving of erfelijke aanleg. Bijna unaniem staken de studenten hun hand op voor de gezinsomgeving. Bijna niemand dacht dat erfelijke aanleg belangrijk was en een paar studenten hadden geen mening. Groot was dus de verbazing toen ik de studenten de resultaten van mijn onderzoek liet zien (zie figuur). Bij experimenteren met roken is de gezinsomgeving wel degelijk belangrijk (51%) alhoewel erfelijke aanleg ook een rol speelt (44%). Bij het aantal sigaretten wat iemand per dag rookt speelt erfelijke aanleg (51%) een grotere rol dan de gezinsomgeving (30%)1 en bij de mate van nicotine verslaving heeft de gezinsomgeving geen enkele rol meer: verschillen tussen (volwassen) mensen worden grotendeels bepaald door erfelijke aanleg (72%)2. De rest van de variatie wordt verklaard door andere omgevingsfactoren die volwassen familieleden niet met elkaar delen (denk aan rookgedrag van een partner, werk of de financiële situatie).
Inmiddels is het onderzoek alweer een paar stappen verder: we kennen een paar van de genen die een rol spelen bij roken, we hebben een beeld van omgevingsfactoren die belangrijk zijn, en het is inmiddels ook duidelijk dat er interacties zijn tussen erfelijke aanleg en omgevingsfactoren. Dat laatste is iets waar ik graag verder onderzoek naar wil doen, dus hopelijk meer nieuws daarover in een andere blog. Voor nu in ieder geval een advies aan de Griekse minister van gezondheid: voor sommige mensen zorgt hun genetische gevoeligheid ervoor dat het echt veel moeilijker is om te stoppen met roken, maar ook al is het voor de ene persoon veel lastiger en zwaarder dan voor de ander, dat maakt het natuurlijk niet onmogelijk. Dus volgend jaar op World No Tobacco Day hopen we op een foto zonder sigaret!
Deze blog is geschreven door Prof. dr. Jacqueline Vink, Radboud Universiteit
- Vink JM et al (2004). Linkage analysis of smoking initiation and quantity in Dutch sibling pairs. Pharmacogenomics J 4: 274-82.
- Vink JM, Willemsen G, Boomsma DI (2005). Heritability of smoking initiation and nicotine dependence. Behav Genet 35: 397-406.