Voorkomen is beter dan genezen?
July 15, 2016
Zomaar een greep uit de media: ‘Het wordt hoog tijd voor een rookvrije generatie’ (ingezonden brief Volkskrant, 20 mei 2016), ‘Longfonds ontwikkelt een plan tegen roken in speeltuinen’ (nu.nl, 23 juni 2016), en ‘Verbied rookruimtes in de horeca’ (metronieuws, 22 juni 2016). Al deze initiatieven zijn gebaseerd op de veronderstelling dat voorkomen beter is dan genezen; zorg ervoor dat onze kinderen niet in aanraking komen met rookgerelateerde stimuli (bijvoorbeeld een pakje sigaretten of ouders die roken) en daarmee kunnen we voorkomen dat ze gaan roken in de toekomst. Hoewel deze preventiegedachte in de basis aannemelijk en waardevol is, lijkt er toch een addertje onder het gras te zitten.
Gehele onttrekking aan roken lijkt lastig te bewerkstelligen in de huidige samenleving. Op straat kan men nog steeds genoeg mensen zien roken en ook in supermarkten zijn de sigarettenpakjes nog altijd prominent in beeld. Bovendien weten we uit velerlei onderzoek dat beginnen met roken niet alleen tot stand komt door enkel blootstelling aan rookgerelateerde stimuli, maar ook door een groot aantal andere mechanismen; bijvoorbeeld genetische aanleg1, verhoogde impulsiviteit2 of de druk van leeftijdsgenoten3. Uit recent onderzoek van het Trimbos Instituut blijkt dan ook dat onder leerlingen tussen de 12 en 16 jaar in het voorgezet onderwijs 23% ooit heeft gerookt4. En hoewel het percentage dagelijkse rokers in deze leeftijdsgroep gelukkig nog erg laag ligt, vinden we wel een grote groep dagelijkse rokers in de leeftijdscategorie van 20-30 jaar, namelijk 38%. Dus ondanks grote inzet van preventiemaatregelen, is er nog steeds een relatief grote groep jongeren en jongvolwassenen die experimenteert met roken en zelfs verslaafd raakt aan het roken. Hoe en waarom dit komt is één van de vragen die we proberen te beantwoorden op de Radboud universiteit met behulp van hersenonderzoek.
Hoewel het dus heel belangrijk is om te weten te komen hoe een rookverslaving zich ontwikkelt, is het ook van groot belang na te denken over interventies die jongeren en jongvolwassenen kunnen helpen stoppen met roken. We weten namelijk uit onderzoek dat hoe jonger iemand start met roken, hoe ernstiger de effecten op de gezondheid zijn op de korte- en lange termijn en hoe moeilijker het is om te stoppen met roken5. Bovendien is er tot op heden nog geen effectief bewezen interventie beschikbaar voor jongeren en jongvolwassenen om te kunnen stoppen met roken5,6. Er is dus werk aan de winkel.
Eén van de redenen waarom veel interventie programma’s tot op de dag van vandaag geen of hele kleine effecten vinden, is dat deze programma’s vaak op een op zichzelf staand individu gericht zijn. We proberen jongeren bepaalde strategieën aan te leren om ze nee te leren laten zeggen tegen een sigaret of meer vertrouwen te krijgen in zichzelf, maar we vergeten voor het gemak dan even dat ze daarna weer de grote boze buitenwereld in moeten en om moeten gaan met de druk van leeftijdgenoten6. Ook jongeren zelf geven aan dat vooral de integratie van hun sociale omgeving in de interventie hen zou kunnen helpen om te stoppen met roken7. Een ander probleem dat jongeren vaak naar voren brengen is dat de bestaande interventies saai, opdringerig of veroordelend zijn en niet passen in hun leefwereld7. Om deze twee vraagstukken zo effectief mogelijk aan te pakken werken we op dit moment op de Radboud Universiteit aan een video game die is gericht op het trainen van de impulscontrole en die wordt geïntegreerd in de leefwereld van jongeren. Om dit zo goed mogelijk te doen werken we samen met de jongeren zelf; we zijn benieuwd naar hoe zij de wereld ervaren en willen een interventie creëren die vanuit henzelf komt in plaats van wordt opgelegd vanuit volwassenen. Zeker niet gemakkelijk, maar zoals F. Scott Fitzgerald ooit al zei: ‘Nothing any good, isn’t hard’.
Kortom: hoewel de preventiegedachte er zeker één is om te behouden en te koesteren, lijkt het ook zeker de moeite waard om ons wat meer te gaan richten op het genezen. Want zo blijkt: het is niet altijd mogelijk om te voorkomen en dan is het maar beter om de juiste geneesmiddelen in handen te hebben.
Deze blog is geschreven door Hanneke Scholten, PhD student Radboud Universiteit.
Referenties
1Vink, J. M., Willemsen, G., & Boomsma, D. I. (2005). Heritability of smoking initiation and nicotine dependence. Behavior Genetics, 35, 397-406. doi: 10.1007/s10519-004-1327-8
2Smith, J. L., Mattick, R. P., Jamadar, S. D., & Iredale, J. M. (2014). Deficits in behavioural inhibition in substance abuse and addiction: A meta-analysis. Drug and Alcohol Dependence, 145, 1-33. doi: 10.1016/j.drugalcdep.2014.08.009
3Mermelstein, R. (2003). Teen smoking cessation. Tobacco Control, 12, i25-i34. doi: 10.1136/tc.12.suppl_1.i25
4Van Dorsselaer, S., Tuithof, M., Verdurmen, J., Spit, M., Van Laar, M., & Monshouwer, K (2016). Jeugd en riskant gedrag 2015: Kerngegevens uit het Peilstationsonderzoek Scholieren. Utrecht, NL: Trimbos Instituut
5Stanton, A., & Grimshaw, G. (2013). Tobacco cessation interventions for young people. Cochrane Database of Systematic Reviews 2013, 8, 1-89. doi: 10.1002/14651858.CD003289.pub5
6Nationaal Expertisecentrum Tabaksontmoediging (2013). Interventies stoppen met roken voor jongeren. Utrecht, NL: Trimbos Instituut.
7Balch, G. I., Tworek, C., Barker, D. C., Sasso, B., Mermelstein, R. J., & Giovino, G. A. (2004). Opportunities for youth smoking cessation: Findings from a national focus group study. Nicotine & Tobacco Research, 6, 9–17. doi: 10.1080/1462200310001650812
Roken op ‘world no tobacco day’
June 16, 2016
Afgelopen weken ging deze foto van de Griekse minister van gezondheid viraal op het internet. Op de foto rookt hij een sigaret tijdens een persconferentie die gehouden wordt in het ministerie van Volksgezondheid. Het ironische is bovendien dat de foto is gemaakt op 31 mei: “World No Tobacco Day”. Je mag verwachten dat deze minister van gezondheid er van op de hoogte is dat roken niet goed is voor je gezondheid, en toch kan hij het niet laten. Hieruit blijkt maar hoe verslavend sigaretten kunnen zijn. Dat geldt echter niet voor iedereen. Er zijn ook mensen die wel eens een sigaret hebben geprobeerd, maar nooit echt regelmatig zijn gaan roken, of mensen die dat wel zijn gaan doen maar die heel makkelijk konden stoppen. Als we weten waar die individuele verschillen tussen mensen vandaan komen, dan kunnen we mensen beter helpen om te stoppen met roken,
of zelfs voorkomen dat ze beginnen.
Het is duidelijk dat familieleden vaak op elkaar lijken wat betreft hun rookgedrag. Als een puber rokende ouders of rokende broers en zussen heeft dan is de kans veel groter dat hij of zij zelf ook gaat roken dan wanneer er geen rokende familieleden in het gezin zijn. De gelijkenis tussen familieleden zou verklaard kunnen worden door (1) de gedeelde gezinsomgeving: kinderen groeien op bij rokende familieleden en gaan dat gedrag imiteren en/of (2) doordat de familieleden dezelfde genetische gevoeligheid voor rookgedrag en nicotine verslaving hebben.
Tijdens een college vroeg ik wat volgens de studenten belangrijker zou zijn bij verslaving aan nicotine: de gezinsomgeving of erfelijke aanleg. Bijna unaniem staken de studenten hun hand op voor de gezinsomgeving. Bijna niemand dacht dat erfelijke aanleg belangrijk was en een paar studenten hadden geen mening. Groot was dus de verbazing toen ik de studenten de resultaten van mijn onderzoek liet zien (zie figuur). Bij experimenteren met roken is de gezinsomgeving wel degelijk belangrijk (51%) alhoewel erfelijke aanleg ook een rol speelt (44%). Bij het aantal sigaretten wat iemand per dag rookt speelt erfelijke aanleg (51%) een grotere rol dan de gezinsomgeving (30%)1 en bij de mate van nicotine verslaving heeft de gezinsomgeving geen enkele rol meer: verschillen tussen (volwassen) mensen worden grotendeels bepaald door erfelijke aanleg (72%)2. De rest van de variatie wordt verklaard door andere omgevingsfactoren die volwassen familieleden niet met elkaar delen (denk aan rookgedrag van een partner, werk of de financiële situatie).
Inmiddels is het onderzoek alweer een paar stappen verder: we kennen een paar van de genen die een rol spelen bij roken, we hebben een beeld van omgevingsfactoren die belangrijk zijn, en het is inmiddels ook duidelijk dat er interacties zijn tussen erfelijke aanleg en omgevingsfactoren. Dat laatste is iets waar ik graag verder onderzoek naar wil doen, dus hopelijk meer nieuws daarover in een andere blog. Voor nu in ieder geval een advies aan de Griekse minister van gezondheid: voor sommige mensen zorgt hun genetische gevoeligheid ervoor dat het echt veel moeilijker is om te stoppen met roken, maar ook al is het voor de ene persoon veel lastiger en zwaarder dan voor de ander, dat maakt het natuurlijk niet onmogelijk. Dus volgend jaar op World No Tobacco Day hopen we op een foto zonder sigaret!
Deze blog is geschreven door Prof. dr. Jacqueline Vink, Radboud Universiteit
- Vink JM et al (2004). Linkage analysis of smoking initiation and quantity in Dutch sibling pairs. Pharmacogenomics J 4: 274-82.
- Vink JM, Willemsen G, Boomsma DI (2005). Heritability of smoking initiation and nicotine dependence. Behav Genet 35: 397-406.
Wie doet er nog gezellig een drankje mee?
June 1, 2016
Waarom hebben we eigenlijk kinderchampagne en 0.0% bier? Als je deze vraag aan iemand stelt krijg je vaak het antwoord: ‘Zodat ze ook een drankje mee kunnen doen natuurlijk’. Maar hoe natuurlijk is dat nou eigenlijk? Opmerkelijk genoeg lijkt alcohol zich heel duidelijk te onderscheiden van andere drugs zoals bijvoorbeeld roken of xtc gebruik. Dit onderscheid is met name te vinden in het feit dat alcoholgebruik een sociaal en geaccepteerd gedrag is in onze huidige cultuur.
Denk eens aan de keer dat jij op een feestje was en de jarige aankondigde dat er geen drank meer in huis was; hoe teleurgesteld was je toen? Bij een feestje hoort immers een lekker glas bier of wijn. Of heb je misschien wel eens de ervaring gehad dat je eigenlijk niet meer van plan was om nog een drankje te doen, maar dat je vriend je toch overhaalde er nog ééntje te doen. Waarom ben je toen gezwicht? En wat maakt het eigenlijk zo moeilijk om te BOB-en op een leuk avondje uit? Al deze voorbeelden geven aan dat alcohol gebruik meestal gepaard gaat met leuke gelegenheden en dat we hierdoor het drinken van een glaasje automatisch koppelen aan gezelligheid. En wie zijn wij dan om dit onze jongeren of zwangere vrouwen te ontnemen?
Deze gezelligheid die we koppelen aan het drinken van alcohol is waarschijnlijk een van de redenen waarom we ons laten beïnvloeden door onze drinkomgeving. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat mensen geneigd zijn meer te drinken als ze omringd worden door zware drinkers1. Door het drinken van dezelfde hoeveelheid willen ze mogelijk aangeven dat ze het gezellig vinden. Daarnaast lijkt er sprake te zijn van imitatie. Zo is er gevonden dat mensen een acteur in een film imiteren als deze alcohol drinkt2. En dit imitatie gedrag is later ook gevonden wanneer deelnemers samen met acteurs mochten drinken in een testruimte die er uit zag als een echte bar. Zelfs op het niveau van slokjes nemen was imitatie zichtbaar; de kans is groot dat we een slokje alcohol nemen ongeveer 5 seconden nadat onze partner dat heeft gedaan3. Dus hoewel we ons er misschien bewust van zijn als mensen ons overhalen om nog één drankje mee te doen, drinken we ook mee op een onbewuster niveau. Opvallend is dat deze imitatie dus alleen plaatsvindt als er alcohol wordt gedronken en niet bij fris; de sterke koppeling met gezelligheid lijkt dus een grote rol te spelen.
Kortom, alcoholgebruik is sociaal gedrag waarbij we bewust en onbewust onze drinkomgeving imiteren. Alcohol drinken vinden we immers gezellig. Ben je dus van plan om een avondje nuchter te zijn: probeer je vrienden letterlijk zo min mogelijk na te doen en geef ze wat extra complimentjes om te compenseren voor je drinkgedrag!
Deze blog is geschreven door Martine Groefsema, Radboud Universiteit.
- Larsen H, Engels RCME, Granic I, Overbeek G (2009). Imitation of alcohol consumption: Same-sex dyads. Alcohol and Alcoholism 44:250-255
- Koordeman R, Anschutz DJ, Van Baaren RB, Engels RCME (2011). Movie alcohol portrayals and immediate alcohol consumption in a semi-naturalistic lab setting. Addiction 106: 547-554
- Larsen H, Engels RCME, Souren PM, Granic I, Overbeek G (2010). Imitation in a micro-perspective: Alcoholic and non-alcoholic sipping. Addictive Behaviors: 35: 49-52.
Het Rokersbrein
May 15, 2016
Iedereen kent waarschijnlijk wel iemand met een verslaving aan sigaretten. Die ene collega die elke pauze een sigaret opsteekt, je teamgenoot die direct na de voetbalwedstrijd niet zonder sigaret kan of die ene vriendin die zelfs als het kwik rond het vriespunt ligt de kroeg uitgaat om buiten een sigaret te roken.
De stof in sigaretten waaraan je lichaam verslaafd raakt is nicotine en dit verslavende proces speelt zich af in de hersenen. Nicotine komt via je longen in je brein terecht. In je brein hecht nicotine zich aan de ‘nicotinereceptoren’. Op het moment dat nicotine zich hecht aan de nicotinereceptoren geven deze receptoren ‘dopamine’ af. Dopamine is een stofje dat ervoor zorgt ervoor dat we ons blij voelen. Dopamine wordt ook afgegeven als we bijvoorbeeld iets lekkers eten of als we verliefd zijn. Je hersenen willen als het ware steeds weer dit gevoel van beloning ervaren. In het geval van roken, moet je dan steeds wéér een sigaret roken om dit zelfde euforische gevoel te beleven en dit kan leiden tot een nicotine verslaving.
Na verloop van tijd verandert het verslavende stofje ‘nicotine’ het dopamine systeem in het ‘rokersbrein’. Eerder onderzoek heeft al aangetoond dat het brein van rokende mensen steeds gevoeliger raakt voor rook-gerelateerde stimuli. Rokers hebben de automatische neiging om de aandacht te richten op alles was met hun verslaving te maken heeft. Het steeds gevoeliger raken van het brein voor deze prikkels wordt ook wel aandachtsbias genoemd1,2. De verhoogde aandacht van rokers voor rook gerelateerde stimuli gaat vaak samen met een sterke drang om te gaan roken3. Stel, een roker zit op een zwoele zomerse avond op het terras en ziet een paar tafels verderop iemand een sigaret opsteken, dan zal de roker dit eerder opmerken en zal zijn aandacht even blijven hangen bij die persoon die zojuist een sigaret opsteekt. Doordat hij iemand ziet roken, krijgt hij zelf ook een sterke drang om te gaan roken. Dit komt waarschijnlijk doordat alléén het zien van iemand die een sigaret opsteekt al voldoende is voor afgifte van dopamine in het brein, nog voordat hij zelf het middel tot zich heeft genomen. Deze reactie ontstaat doordat de persoon geleerd heeft om rook-gerelateerde prikkels te koppelen aan het roken zelf, waardoor het dopamine systeem al gaat vuren bij alléén het zien van de rook-gerelateerde stimuli2.
We weten nu dus uit eerder onderzoek dat mensen die roken steeds gevoeliger raken voor rook-gerelateerde stimuli en dat ze een grotere aandachtsbias hebben voor plaatjes met bijvoorbeeld een pakje sigaretten in vergelijking tot mensen die niet roken. Mijn eigen onderzoek richt zich ook op roken en met name op meeroken. We gaan bijvoorbeeld onderzoeken of deze aandachtsbias ook aanwezig is in jongeren die zelf niet roken, maar wel veel zijn blootgesteld aan rook in de omgeving. Onderzoek naar deze processen is erg belangrijk om effectieve therapieën te ontwikkelen die helpen om te stoppen met roken, maar in de eerste plaats om te voorkomen dat iemand verslaafd raakt aan sigaretten. Ik zal jullie dan ook zeker op de hoogte houden van deze resultaten in één van mijn volgende blogs. Ik hoop dat jullie net zo benieuwd zijn als ik.
Deze blog is geschreven door drs. Joyce Dieleman, Radboud Universiteit.
Referenties
- Field M and Cox WM (2008). Attentional bias in addictive behaviors: a review of its development, causes, and consequences. Drug Alcohol Depend 97: 1-20.
- Franken (2003). Drug craving and addiction: integrating psychological and neuropsychopharmacological approaches. Prog Neuropsychopharmacol Biol Psychiatry 27: 563-579.
- Field M, Munafo MR, Franken IH (2009). A meta-analytic investigation of the relationship between attentional bias and subjective craving in substance abuse. Psychol Bull 135: 589-607.
Alcohol & studenten + gezondheidsgevolgen = korte online alcohol interventie
April 26, 2016
Alcohol en studenten: het wordt vaak 1 op 1 met elkaar in verband gebracht. Niet onterecht, aangezien een groot deel van de Nederlandse studenten te veel en te vaak alcohol drinkt. Studenten drinken meer alcohol dan leeftijdsgenoten die niet studeren door de toenemende vrijheid en verminderde controle van ouders gedurende de overgang van de middelbare school naar de universiteit [1]. Zo drinken studenten gemiddeld 16 glazen alcohol per week, terwijl hun niet-studerende leeftijdsgenoten gemiddeld 10 glazen per week drinken. Leden van studentenverenigingen drinken nog meer, gemiddeld 23 glazen per week, mede doordat de drank binnen verenigingen goedkoop is [2].
Overmatig alcoholgebruik kan schadelijke gezondheidsgevolgen hebben, zowel op korte termijn (acute aandoeningen en verwondingen, zoals alcoholvergiftiging) als op lange termijn (chronische aandoeningen, zoals kanker). Ook kan het leiden tot verminderende studieprestaties en problemen in sociale relaties [3]. Daarnaast geldt: hoe hoger het alcoholgebruik, des te groter het risico op schade en hoe meer alcohol er per keer wordt gedronken, des te ernstiger de schade. Genoeg redenen om een interventie – een doelbewuste ingreep om een bepaald soort gedrag bij een bepaalde groep te verbeteren – te ontwikkelen om het overmatig alcoholgebruik bij studenten te verminderen.
Een korte online alcoholinterventie (‘web-based brief alcohol intervention’) is een veelbelovende vorm van interventie om overmatig alcoholgebruik bij studenten te verminderen [4]. Dit type interventie is een zelfhulpprogramma waar de gebruiker persoonlijke feedback ontvangt op basis van antwoorden op een screeningtest. De persoonlijke feedback omvat vaak een persoonlijk drinkprofiel en risico’s van overmatig alcoholgebruik (‘Wist je dat je 520 glazen alcohol in het afgelopen jaar hebt gedronken en 1300 euro hieraan hebt uitgegeven? Met jouw alcoholgebruik loop je duidelijke gezondheidsrisico’s op, aangezien alcohol op jouw leeftijd schadelijker is dan op middelbare leeftijd.’). Daarnaast omvat de persoonlijke feedback normatieve vergelijkingen waarin het alcoholgebruik van de gebruiker wordt vergeleken met de algemene bevolking of met een aanbeveling voor laagrisico drinken. Het doel hiervan is om de gebruiker bewust te laten worden van het eigen risicogedrag en om hem/haar te motiveren om het eigen gedrag aan te passen. Een korte online alcoholinterventie heeft veel voordelen in vergelijking met een traditionele ‘face-to-face’ interventie tussen behandelaar en cliënt. Zo is dit type interventie door zijn online karakter altijd beschikbaar. Ook wordt de anonimiteit van de gebruiker gewaarborgd. Daarnaast zijn korte online alcohol interventies kosteneffectief, aangezien ze relatief goedkoop zijn om te ontwikkelen en kunnen leiden tot aanzienlijke gezondheidswinst [5].
Nieuwsgierig geworden naar korte online alcoholinterventies? Check www.watdrinkjij.nl,vul de screeningtest in en ontvang een persoonlijk drink advies!
Dit bericht is geschreven door dr. C.V.Voogt, Radboud Universiteit.
Referenties
- Borsari, B., J.G. Murphy, and N.P. Barnett, Predictors of alcohol use during the first year of college: Implications for prevention. Addictive Behaviors, 2007. 32(10): p. 2062-2086.
- Maalsté, N., Ad Fundum! Een blik in de gevarieerde drinkcultuur van het Nederlandse studentenleven. 2000, Utrecht, Nederland: Centrum Verslavings Onderzoek (CVO).
- Hingson, R.W., W. Zha, and E.R. Weitzman, Magnitude of and trends in alcohol-related mortality and morbidity among U.S. college students ages 18-24, 1998-2005. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 2009(Supplement 16): p. 12-20.
- Kypri, K., et al., Web-based alcohol intervention for Maori university students: Double-blind, multi-site randomized controlled trial. Addiction, 2013. 108(2): p. 331-338.
- Riper, H., et al., Curbing problem drinking with personalized-feedback interventions: A meta-analysis. American Journal of Preventive Medicine, 2009. 36(3): p. 247-255.
Sigaretten & koffie: een fatale combinatie?
April 15, 2016
Kan jij de dag niet doorkomen zonder een paar (of meer) koppen koffie? Dan heb je misschien meer kans om verslaafd te raken aan nicotine. Uit wetenschappelijk onderzoek wisten we al dat ons gedrag door genetische factoren wordt beïnvloed (het DNA waar je mee geboren wordt). Vrijwel elke eigenschap, van gewicht tot psychologische problemen, wordt voor een deel bepaald door je genen1. Dit geldt ook voor verslavend gedrag, zoals het roken van sigaretten of het drinken van veel koffie met cafeïne. Nieuw onderzoek laat nu zien dat de genetische risicofactoren voor deze twee verslavingen voor een deel dezelfde zijn.
Wereldwijd zijn nicotine en cafeïne de meest gebruikte stimulerende middelen. Rokers consumeren meer cafeïne dan mensen die niet roken of mensen die gestopt zijn met roken2. Misschien is dit jou wel eens opgevallen in jouw directe omgeving. De vraag is: hoe komt dit? Het was al bekend dat verschillen tussen mensen in het beginnen met roken voor 44% door genetische factoren worden bepaald en de mate waarin iemand daarna verslaafd raakt aan sigaretten voor 75%3. In mijn promotie onderzoek vond ik dat het drinken van veel cafeïne (meer dan 5 ♀ of 6 ♂ koppen koffie per dag) voor zo’n 50% genetisch bepaald is. Nog opvallender was dat een groot deel van de genen die het risico op roken verhogen, ook het risico om veel cafeïne te gebruiken verhogen4.
We weten nog niet welke genen precies verantwoordelijk zijn voor dit hogere risico op roken én cafeïnegebruik. Voor de hand liggende kandidaten zijn genen die te maken hebben met het beloningssysteem in de hersenen. Dit beloningssysteem is ontwikkeld om je een goed gevoel te geven wanneer je een gedrag vertoont dat goed voor je is. Het treedt bijvoorbeeld in werking wanneer je eet, wat logisch is, aangezien je voedsel nodig hebt om te overleven. Verslavende middelen zoals nicotine en cafeïne activeren dit systeem echter ook. Hierdoor zullen mensen ze telkens weer willen gebruiken en zullen sommige mensen er verslaafd aan raken. De één zal hier genetisch gezien gevoeliger voor zijn dan de ander.
Dit alles betekent natuurlijk niet dat je zelf geen invloed hebt op je gedrag. Allereerst kun je er altijd voor kiezen om niet met een bepaald verslavend gedrag, zoals roken, te beginnen. En, alhoewel het lastig is (zie vorige blog van dr. M. Luijten), het is zeker mogelijk om ook weer te stoppen, ongeacht je genetische risico op verslaving. Zo heb je ook je cafeïnegebruik zelf in de hand. Alhoewel mijn promotieonderzoek mij 4 jaar lang heel wat energie heeft gekost, heb ik dit zonder koffie en de bijbehorende cafeïneboost gedaan. Dit was eigenlijk geen weloverwogen keuze, maar gewoon omdat ik koffie vies vind. Maar ik rook dan ook geen sigaretten, dus die risicogenen voor verslavend gedrag zullen bij mij wel meevallen!
Deze blog is geschreven door dr. J. Treur, Radboud Universiteit
Referenties
- Polderman TJC et al. (2015). Meta-analysis of the heritability of human traits based on fifty years of twin studies. Nature Genetics, 47(7):702-709.
- Treur JL et al. (2016). Associations between smoking and caffeine consumption in two European cohorts. Addiction,
- Vink JM et al. (2005). Heritability of smoking initiation and nicotine dependence. Behavior Genetics, 35(4):397-406.
- Treur JL et al. (2016). Smoking and caffeine consumption: a genetic analysis of their association. Addiction Biology,
Jongeren & stoppen met roken: Je kat als motivatie?
April 1, 2016
Wat hebben de Grammy awards en stoppen met roken bij jongeren met elkaar te maken? De link lijkt ver gezocht, maar is wel degelijk aanwezig. The Truth is een grootschalige mediacampagne in de VS die streeft naar een nieuwe rook vrije generatie. De Alliantie Nederland Rookvrij, het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, en vele anderen hebben hetzelfde doel voor jongeren in Nederland. The Truth staat bekend vanwege de originele insteek om het imago van roken te veranderen. Dit keer hebben ze een wel heel bijzondere campagne. In een filmpje dat na de Grammy awards uitgezonden werd, werd de boodschap verkondigd “als je rookt, heeft je kat meer kans op kanker, dus stop met roken!”. Een heldere boodschap, die misschien bijdraagt aan een slechter imago van roken onder jongeren, maar zal het filmpje ook helpen verslaafde jongeren te laten stoppen met roken?
Uit wetenschappelijke studies blijkt helaas dat stoppen met roken niet makkelijk is. Cijfers dat een jaar na een stoppoging zo’n 85% van de rokers weer rookt1. Dit hoge percentage terugvallers geeft aan dat stoppen met roken een lastig proces is. Voor volwassenen zijn er verschillende methoden om de kans op een succesvolle stoppoging te verhogen, zoals ondersteuning door gezondheidsmedewerkers, medicatie en nicotinepleisters. Voor jongeren is de realiteit helaas anders. Eerder onderzoek heeft bijvoorbeeld aangetoond dat nicotine pleisters niet werken voor jongeren2. Met medicatie is men voorzichtig in een nog ontwikkelend brein. Er is in Nederland nog geen wetenschappelijk bewezen methode beschikbaar ter ondersteuning van het stoppen met roken bij jongeren. Hier wordt wel hard aan gewerkt, onder andere bij het Trimbos Instituut en aan de Radboud Universiteit. De vraag is nu dan ook, waar moeten we rekening mee houden wanneer we jongeren willen helpen te stoppen met roken?
We hebben uit wetenschappelijk onderzoek geleerd dat we bij jongeren rekening moeten houden met de ontwikkelingsfase en dat we ons moeten richten op een combinatie van meerdere factoren die het roken beïnvloeden3. We weten bijvoorbeeld dat sociale processen zoals bijvoorbeeld rokende vrienden een belangrijke rol spelen bij roken onder jongeren. Het vergroten van het zelfvertrouwen en de vaardigheid om weerstand te bieden aan groepsdruk is belangrijk wanneer we jongeren willen helpen te stoppen met roken. Daarnaast is het belangrijk om rekening te houden met ontwenningsverschijnselen kort na het stoppen met roken zoals een veranderend humeur, concentratieproblemen en het verlangen naar een sigaret. We weten ook dat rokers en jongeren gekenmerkt worden door een minder sterk vermogen tot het controleren van impulsen waardoor jongeren uiteindelijk “toch maar een sigaret opsteken”. Op dit moment wordt er aan de Radboud Universiteit onderzoek gedaan naar het gebruik van een video game om deze impulsen beter te leren controleren. Het opnemen van video games in een groter programma voor stoppen met roken bij jongeren zou de motivatie om hulp te accepteren kunnen vergroten. Dat zou al winst zijn, want we weten dat vooral jongeren niet graag hulp zoeken bij het stoppen met roken.
Kortom, we weten al veel over welke factoren betrokken zijn bij roken onder jongeren. Met deze kennis gaan we in de komende jaren stoppen met roken programma’s voor jongeren ontwikkelen en onderzoeken. Tot die tijd zijn we blij met filmpjes waarin katten ingezet worden om het imago van roken te veranderen en de motivatie te stoppen met roken te verhogen. Voor iedereen die zelf rookt, of rokers kent in de omgeving die willen stoppen: Bedenk dat stoppen met roken een leerproces is. Ook wanneer het niet meteen lukt heb je toch wat bereikt als je leert van wat er mis ging. Zet door, en denk aan je kat!
Het filmpje van The Truth heeft ook de aandacht getrokken van de Nederlandse media. Je kan het filmpje bekijken en er meer over lezen via http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/opmerkelijk/helpt-dit-kattenfilmpje-jongeren-van-het-roken-af.
Deze Blog is geschreven door dr. M.Luijten, Radboud Universiteit
Referenties
- International Tobacco Control Policy Evaluation P. ITC Project: Netherlands National Report. The Hague, The Netherlands: STIVORO;2011.
- Scherphof CS, van den Eijnden RJ, Engels RC, Vollebergh WA. Long-term efficacy of nicotine replacement therapy for smoking cessation in adolescents: a randomized controlled trial. Drug and alcohol dependence. 2014;140:217-220.
- Stanton A, Grimshaw G. Tobacco cessation interventions for young people. The Cochrane database of systematic reviews. 2013;8:CD003289.
WELKOM!
April 1, 2016
RAD Blog: Blog over Roken, Alcohol & Drugs
Welkom bij RAD Blog, de blog voor iedereen die meer wil weten over Roken, Alcohol en Drugs. Via RAD Blog zal een groep enthousiaste wetenschappers recent onderzoek naar Roken, Alcohol & Drugs op een begrijpelijke manier met jullie delen. We zullen uiteenlopende onderwerpen bespreken. Een aantal voorbeelden zijn: inzichten over stoppen met roken, genetische en omgevingsinvloeden op middelengebruik, de invloed van ouders en de sociale omgeving op alcohol gebruik, de effecten van meeroken bij jongeren, hersenprocessen betrokken bij verslaving, het gebruik van e-sigaretten etc. Onze inspiratie is oneindig.
We schrijven RAD Blog voor iedereen die regelmatig in aanraking komt met middelengebruik of verslaving zoals ouders, leraren, hulpverleners, beleidsmakers etc. Maar eigenlijk schrijven we RAD Blog gewoon voor iedereen, want het grootste deel van de bevolking heeft in meer of mindere mate met dit onderwerp te maken. De meeste mensen drinken bijvoorbeeld zelf alcohol. De kans is ook groot dat je iemand kent die bijvoorbeeld verslaafd is aan sigaretten of wel eens met drugs experimenteert. Wil je dit soort gedrag beter begrijpen? Volg dan RAD Blog!
Je kan automatisch op de hoogte gebracht worden van nieuwe blogs van RAD Blog via onze website www.rad-blog.com. We zijn ook te vinden op twitter (@RAD_Blog) en Facebook (www.facebook.com/RAD-blog-210639902616820/). Daarnaast worden de blogs ook gepost op www.rokersbrein.nl en www.maartjeluijten.nl. Voel je vrij om blogs van RAD Blog te delen via je eigen netwerk. De eerste inhoudelijke blog staat ook al online!
De meeste wetenschappers die schrijven voor RAD Blog hebben een link met de Radboud Universiteit. Onze bloggers zijn:
Maartje Luijten (Radboud Universiteit), Jorien Treur (Radboud Universiteit), Carmen Voogt (Radboud Universiteit & Trimbos Instituut), Joyce Dieleman (Radboud Universiteit & Trimbos Instituut), Martine Groefsema (Radboud Universiteit), Hanneke Scholten (Radboud Universiteit), Jacqueline Vink (Radboud Universiteit), Karin Verweij (Radboud Universiteit & Vrije Universiteit Amsterdam), Koen Smit (Radboud Universiteit & Trimbos Instituut), Roy Otten (Pluryn, Radboud Universiteit & Arizona State University), Joëlle Pasman (Radboud Universiteit) & Marloes Kleinjan (Trimbos Instituut).