Gezondheidsinterventies zijn enkel effectief als ze de doelgroep bereiken waarvoor de interventie ontwikkeld is. Interventies voor jeugd betrekken vaak (ook) ouders in hun doelgroep. Zij zijn immers degenen die de gezondheid van hun kind monitoren en vormen via hun opvoeding en voorbeeldgedrag. Desalniettemin is de ouderbetrokkenheid bij gezondheidsbevorderingsprogramma’s over het algemeen laag.1,2 Het achterhalen van succesfactoren voor het bereiken en betrekken van ouders is daarom een cruciaal onderdeel in het ontwikkelen van effectieve interventies. In deze blog delen we onze inzichten over het stimuleren van ouderbetrokkenheid vanuit een recente themabijeenkomst waarbij professionals werkzaam bij universiteiten, hogescholen en gezondheidsinstellingen (zoals GGD’s en het Voedingscentrum) aanwezig waren.
Wat werkt?
Een eerste stap in het succesvol bereiken van ouders is het inhaken bij problemen of behoeften die zij ervaren. Niet voor niets is de needs assessment van de doelgroep het uitgangspunt voor interventieontwikkeling volgens het Intervention Mapping Protocol.3 Het moet voor ouders duidelijk zijn wat zij uit de interventie kunnen halen. Zet bij het benaderen van ouders de persoonlijke relevantie voor het interventieprogramma daarom centraal. Bij preventieve interventies kan het inhaken bij ervaren problemen een uitdaging zijn, omdat je ouders moet motiveren voor deelname aan een interventie voor een probleem dat nog niet bestaat.1,4 Zeker in dat geval kan het helpen om in de interventie te focussen op plezier tussen ouder en kind. Maak meedoen leuk en gezellig en faciliteer waar mogelijk dat zowel ouders als kinderen actief meedoen aan het interventieprogramma. Voorbeelden zijn samen dansen en zingen (met peuters) en gezamenlijke beweegchallenges met het gezin (bij kinderen op de basisschool). Maak meedoen bovendien gemakkelijk en toegankelijk. Zorg ervoor dat werving- en interventiematerialen naast aansprekend, ook eenvoudig te begrijpen zijn. Zo wordt het mogelijk ook ouders uit kwetsbare groepen bij de interventie te betrekken. Het zijn namelijk vaak de risicofactoren voor gezondheidsproblematiek (o.a. een lage sociaaleconomische positie en laaggeletterdheid) die samenhangen met een verlaagde kans dat ouders participeren in interventieprogramma’s. 2 Wat betreft toegankelijkheid kan het helpen om gebruik te maken van momenten waarop ouders toch al aanwezig moeten zijn voor (of met) hun kind. Denk hierbij aan ouderavonden, informatiebijeenkomsten en controleafspraken, waarin informatie specifiek voor dat moment wordt gekoppeld met informatie uit de interventie. Dit sluit tevens aan bij ons laatste inzicht: zoek aansluiting bij bestaande structuren. Bed de interventie in bij erkende programma’s of breng deze onder bij voor ouders bekende organisaties. Liefst zijn vanuit deze structuren personen beschikbaar die voldoende tijd hebben om zich in te zetten voor ouderbetrokkenheid en al in contact staan met ouders: zogenoemde sleutelfiguren. Denk bijvoorbeeld aan pedagogisch medewerkers indien de interventie plaatsvindt op de kinderopvang. Of leerkrachten en mentoren wanneer het gaat om een interventie op school. Vanuit hun band met ouders beschikken sleutelfiguren over kennis van de gezinssituatie en kunnen daardoor effectief inhaken bij de problemen of behoeften die de ouder ervaart.
Tot slot
Uit recent onderzoek bleek dat het aansluiten bij bestaande structuren in combinatie met focussen op spel en plezier een effectieve manier was om te zorgen dat ouders zich opgaven voor een opvoedinterventie.5 In hoeverre deze factoren er ook aan bijdragen dat ouders mee blijven doen met het programma en er wat van leren, moet apart worden bekeken. De factoren die ervoor zorgen dat ouders zich opgeven (‘enrollment’) zijn namelijk niet per definitie dezelfde als de factoren die ervoor zorgen dat zij gedurende het programma blijven participeren (‘retention’) en dat zij hetgeen ze in de interventie geleerd hebben ook daadwerkelijk toepassen in het dagelijks leven (‘involvement’).5 Interventies die meer ouders bij hun programma willen gaan betrekken doen er daarom goed aan om hierin onderscheid te maken in de verschillende facetten van ouderbetrokkenheid.
Deze blog werd geschreven door Levie Karssen (junior onderzoeker aan de Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.
Referenties
1. Garvey, C., Julion, W., Fogg, L., Kratovil, A., & Gross, D. (2006). Measuring participation in a prevention trial with parents of young children. Research in Nursing & Health, 29, 212–222. https://doi. org/10.1002/nur.20127
2. Axford, N., Lehtonen, M., Kaoukji, D., Tobin, K., & Berry, V. (2012). Engaging parents in parenting programs: Lessons from research and practice. Children and Youth Services Review, 34, 2061–2071. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.202.06.011.
3. Eldredge, L. K. B., Markham, C. M., Ruiter, R. A., Fernández, M. E., Kok, G., & Parcel, G. S. (2016). Planning health promotion programs: an intervention mapping approach. John Wiley & Sons.
4. Whittaker, K. A., & Cowley, S. (2010). An effective programme is not enough: A review of factors associated with poor attendance and engagement with parenting support programmes. Children and Society, 26, 138–149. https://doi.org/10.1111/j.1099-0860.2010. 00333.x
5. Hackworth, N. J., Matthews, J., Westrupp, E. M., Nguyen, C., Phan, T., Scicluna, A., … & Nicholson, J. M. (2018). What influences parental engagement in early intervention? Parent, program and community predictors of enrolment, retention and involvement. Prevention Science, 19(7), 880-893. https://doi.org/10.1007/s11121-018-0897-2