Waarom drink jij? – en waarom drinkmotieven belangrijk zijn, juist nu
April 30, 2020
De motivatie om een glas alcohol te drinken is belangrijk om te kunnen bevatten waarom we überhaupt een glas wijn of een biertje drinken. Het motivationele model van alcoholgebruik beschrijft dat we drinken omdat we een verandering willen in hoe we ons voelen.1 Motieven of redenen waarom we drinken worden verdeeld op basis van 1) een toename in positieve emoties en een afname van negatieve emoties en 2) interne veranderingen (bijvoorbeeld jezelf beter voelen) en externe veranderingen (bijvoorbeeld dat je mee kan doen met je vrienden). Dit resulteert breed genomen in vier motieven om te drinken.2
1) Sociaal drinken. Het meeste onderzoek over drinkmotieven is gedaan onder adolescenten en jongvolwassenen. Een terugkerend resultaat onder verschillende leeftijden en culturen is dat jongeren en jongvolwassen vooral drinken uit sociale beweegredenen, het sociale motief. Denk hierbij aan het idee dat feestjes gezelliger worden of uitgaan leuker wordt door te drinken. Sociaal drinken gaat er dus om dat de tijd die je doorbrengt met vrienden leuker wordt.
2) Drinken om je ‘aan te passen’ aan anderen, ook wel het conformiteitsmotief genoemd. Het gaat erom dat mensen drinken omdat de mensen om hun heen het ook doen – en om erbij te horen. Mensen die om deze reden drinken, drinken veelal matig, omdat zij vaak een klein slokje drinken omdat ‘het zo hoort’. Denk bijvoorbeeld aan een klein slokje champagne tijdens het inluiden van het nieuwe jaar.
3) Drinken om de roes te voelen, het enhancement motief. Hierbij drinken mensen voor de lol die alcohol hun brengt. Denk bijvoorbeeld aan dat je drinkt om meer energie te krijgen, of dat je drinkt om het rozige effect van alcohol te voelen. Dit motief wordt vaak in verband gebracht bij mensen met extroverte en impulsieve persoonskenmerken – en bij mensen die sensatie zoeken. Dit motief is vaak in verband gebracht met zwaar drinken, net als het volgende motief.
4) Drinken om problemen te vergeten, ook wel het copingmotief genoemd. Mensen drinken dan alcohol om om te gaan met moeilijkheden in het leven doordat zij bijvoorbeeld angstige of depressieve gevolens hebben. Alcohol wordt hierbij gebruikt als ‘zelfmedicatie’ en zorgt voor een tijdelijke verlichting. Ondanks dat dit effectief wordt bevonden op de korte termijn, kan dit juist de problemen die aan het alcoholgebruik ten grondslag liggen in stand houden of verergeren. De problemen bestaan immers nog wanneer je de volgende dag opstaat.
Maar wat zegt dit?
Het motivationele model is ontwikkeld om de motieven van zware drinkers te ontdekken, evenals het verklaren van alcoholgebruik van verschillende type drinkers.3 Een kanttekening hierbij is dat onderzoek naar motieven vooral gebaseerd is op het alcoholgebruik onder adolescenten en jongvolwassenen.4 Drinkmotieven worden in de klinische praktijk gebruikt om interventies beter aan te laten sluiten op het achterliggende motief van het alcoholgebruik van iemand. Daarnaast kunnen motieven je eigen alcoholgebruik verklaren. Bijvoorbeeld door de volgende keer voordat dat je een biertje of wijntje drinkt jezelf de vraag te stellen: “waarom doe ik dit eigenlijk?”.
Waarom zijn drinkmotieven juist nu belangrijk?
Het is interessant om te bedenken hoe – ten tijde van corona- de bovenstaande drinkmotieven (of type drinkers) meer of minder van toepassing zijn. Omdat de meerderheid van ons nu in sociale isolatie zitten, zal sociaal drinken buitenshuis minder vaak voorkomen, wellicht uitgezonderd van de online borrelsessies onder vrienden. Ook kan het nu erg verleidelijk zijn om een extra glas te pakken om de stress te vergeten (coping drinkmotief). Wanneer je je bijvoorbeeld realiseert dat je drinkt vanwege het verlichten van stress, of voor het verminderen van verveling bestaat de kans dat je sneller en vaker een glas pakt.
Ten slotte wordt er in deze periode door verschillende gezondheidsinstanties, kennisinstituten en media opgeroepen tot het bewustzijn rondom verslavende middelen zoals drugs, tabak en alcohol. Klik op de links voor praktische tips.
Deze blog werd geschreven door Koen Smit (La Trobe University / Trimbos Instituut / Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.
Referenties
1. Cox, W. M., & Klinger, E. (1990). Incentive motivation, affective change, and alcohol use: A model. In W. M. Cox (Ed.), Why people drink. Parameters of alcohol as a reinforcer (pp. 291 – 314). New York: Gardner Press.
2. Cooper, M. L. (1994). Motivations for alcohol use among adolescents: Development and validation of a four-factor model. Psychological Assessment, 6, 117–128.
3. Cooper, M. L., Kuntsche, E., Levitt, A., Barber, L. L, & Wolf, S. (2016). Motivational models of substance use: A review of theory and research on motives for using alcohol, marijuana, and tobacco. In K. J. Sher (Ed.), The Oxford handbook of substance use and substance use disorders (p. 375–421). Oxford University Press.
4. Kuntsche, E., Knibbe, R., Gmel, G., & Engels, R. (2005). Why do young people drink? A review of drinking motives. Clinical psychology review, 25(7), 841-861.
Hoe betrek je ouders bij gezondheidsinterventies?
April 30, 2020
Gezondheidsinterventies zijn enkel effectief als ze de doelgroep bereiken waarvoor de interventie ontwikkeld is. Interventies voor jeugd betrekken vaak (ook) ouders in hun doelgroep. Zij zijn immers degenen die de gezondheid van hun kind monitoren en vormen via hun opvoeding en voorbeeldgedrag. Desalniettemin is de ouderbetrokkenheid bij gezondheidsbevorderingsprogramma’s over het algemeen laag.1,2 Het achterhalen van succesfactoren voor het bereiken en betrekken van ouders is daarom een cruciaal onderdeel in het ontwikkelen van effectieve interventies. In deze blog delen we onze inzichten over het stimuleren van ouderbetrokkenheid vanuit een recente themabijeenkomst waarbij professionals werkzaam bij universiteiten, hogescholen en gezondheidsinstellingen (zoals GGD’s en het Voedingscentrum) aanwezig waren.
Wat werkt?
Een eerste stap in het succesvol bereiken van ouders is het inhaken bij problemen of behoeften die zij ervaren. Niet voor niets is de needs assessment van de doelgroep het uitgangspunt voor interventieontwikkeling volgens het Intervention Mapping Protocol.3 Het moet voor ouders duidelijk zijn wat zij uit de interventie kunnen halen. Zet bij het benaderen van ouders de persoonlijke relevantie voor het interventieprogramma daarom centraal. Bij preventieve interventies kan het inhaken bij ervaren problemen een uitdaging zijn, omdat je ouders moet motiveren voor deelname aan een interventie voor een probleem dat nog niet bestaat.1,4 Zeker in dat geval kan het helpen om in de interventie te focussen op plezier tussen ouder en kind. Maak meedoen leuk en gezellig en faciliteer waar mogelijk dat zowel ouders als kinderen actief meedoen aan het interventieprogramma. Voorbeelden zijn samen dansen en zingen (met peuters) en gezamenlijke beweegchallenges met het gezin (bij kinderen op de basisschool). Maak meedoen bovendien gemakkelijk en toegankelijk. Zorg ervoor dat werving- en interventiematerialen naast aansprekend, ook eenvoudig te begrijpen zijn. Zo wordt het mogelijk ook ouders uit kwetsbare groepen bij de interventie te betrekken. Het zijn namelijk vaak de risicofactoren voor gezondheidsproblematiek (o.a. een lage sociaaleconomische positie en laaggeletterdheid) die samenhangen met een verlaagde kans dat ouders participeren in interventieprogramma’s. 2 Wat betreft toegankelijkheid kan het helpen om gebruik te maken van momenten waarop ouders toch al aanwezig moeten zijn voor (of met) hun kind. Denk hierbij aan ouderavonden, informatiebijeenkomsten en controleafspraken, waarin informatie specifiek voor dat moment wordt gekoppeld met informatie uit de interventie. Dit sluit tevens aan bij ons laatste inzicht: zoek aansluiting bij bestaande structuren. Bed de interventie in bij erkende programma’s of breng deze onder bij voor ouders bekende organisaties. Liefst zijn vanuit deze structuren personen beschikbaar die voldoende tijd hebben om zich in te zetten voor ouderbetrokkenheid en al in contact staan met ouders: zogenoemde sleutelfiguren. Denk bijvoorbeeld aan pedagogisch medewerkers indien de interventie plaatsvindt op de kinderopvang. Of leerkrachten en mentoren wanneer het gaat om een interventie op school. Vanuit hun band met ouders beschikken sleutelfiguren over kennis van de gezinssituatie en kunnen daardoor effectief inhaken bij de problemen of behoeften die de ouder ervaart.
Tot slot
Uit recent onderzoek bleek dat het aansluiten bij bestaande structuren in combinatie met focussen op spel en plezier een effectieve manier was om te zorgen dat ouders zich opgaven voor een opvoedinterventie.5 In hoeverre deze factoren er ook aan bijdragen dat ouders mee blijven doen met het programma en er wat van leren, moet apart worden bekeken. De factoren die ervoor zorgen dat ouders zich opgeven (‘enrollment’) zijn namelijk niet per definitie dezelfde als de factoren die ervoor zorgen dat zij gedurende het programma blijven participeren (‘retention’) en dat zij hetgeen ze in de interventie geleerd hebben ook daadwerkelijk toepassen in het dagelijks leven (‘involvement’).5 Interventies die meer ouders bij hun programma willen gaan betrekken doen er daarom goed aan om hierin onderscheid te maken in de verschillende facetten van ouderbetrokkenheid.
Deze blog werd geschreven door Levie Karssen (junior onderzoeker aan de Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.
Referenties
1. Garvey, C., Julion, W., Fogg, L., Kratovil, A., & Gross, D. (2006). Measuring participation in a prevention trial with parents of young children. Research in Nursing & Health, 29, 212–222. https://doi. org/10.1002/nur.20127
2. Axford, N., Lehtonen, M., Kaoukji, D., Tobin, K., & Berry, V. (2012). Engaging parents in parenting programs: Lessons from research and practice. Children and Youth Services Review, 34, 2061–2071. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.202.06.011.
3. Eldredge, L. K. B., Markham, C. M., Ruiter, R. A., Fernández, M. E., Kok, G., & Parcel, G. S. (2016). Planning health promotion programs: an intervention mapping approach. John Wiley & Sons.
4. Whittaker, K. A., & Cowley, S. (2010). An effective programme is not enough: A review of factors associated with poor attendance and engagement with parenting support programmes. Children and Society, 26, 138–149. https://doi.org/10.1111/j.1099-0860.2010. 00333.x
5. Hackworth, N. J., Matthews, J., Westrupp, E. M., Nguyen, C., Phan, T., Scicluna, A., … & Nicholson, J. M. (2018). What influences parental engagement in early intervention? Parent, program and community predictors of enrolment, retention and involvement. Prevention Science, 19(7), 880-893. https://doi.org/10.1007/s11121-018-0897-2
De “Kiss Better” campagne
March 13, 2020
Stoppen met roken interventies voor jongeren zijn schaars. Dit is best gek als je bedenkt dat het merendeel van de rokers is begonnen met roken tijdens de adolescentie.1 Cijfers laten zien dat er zelfs een lichte stijging is van het aantal rokers bij jongeren tussen de 16 en 25 jaar.2,3 Ook weten we dat hoe eerder iemand begint met roken, des te groter de afhankelijkheid op latere leeftijd.4 Het is dus van groot belang dat er interventies ontwikkeld worden die jongeren helpen stoppen met roken.
In mijn zoektocht naar mogelijke interventies voor jongeren, stuitte ik via een collega vanuit het Trimbos Instituut (Claire de Neree) op een Campagne in de stad Odense in Denemarken genaamd Kiss Better ofwel KysBedre in het Deens. De insteek van deze campagne vond ik erg leuk en daarom wil ik deze graag met jullie delen.
De campagne is ontwikkeld onder leiding van Anette Stensgaard als onderdeel van Odense Smokefree, ofwel het rookvrij maken van Odense. Om dit te bewerkstelligen zijn de onderzoekers in gesprek gegaan met rokende en niet-rokende jongeren. Uit deze focus groepen bleek o.a. dat jongeren het vies vinden om te zoenen met iemand die rookt (als je zelf niet rookt). Ook bleek dat de rokende jongeren maar weinig interesse hadden voor de negatieve gevolgen van roken voor de gezondheid (zwarte longen, hart- en vaatziekten). Jonge rokers werden echter wel getriggered door de gevolgen voor je liefdesleven (impotentie en verminderde vruchtbaarheid). De gesprekken met de jongeren resulteerden in de campagne: Kiss Better, speciaal ontwikkeld voor jonge rokers tussen de 15 en 25 jaar.
De boodschap van de Campagne: Zoenen is fijn, ook met een roker, maar een ‘frisse zoen’ is toch fijner. In de campagne koppelen ze effecten van roken aan de effecten van zoenen. Bijvoorbeeld: Veel mensen roken om stress te verminderen. Probeer eens een zoen, dit vermindert ook stress.
De Campagne loopt nog maar kort, dus over de effecten is nog niet veel te zeggen. Anette is echter hoopvol gezien de facebook pagina in korte tijd bijna 1800 volgers heeft, waarvan 69% tussen de 13 en 24 jaar oud. Dezelfde aantallen worden gezien voor Instagram.
Het is dus nog afwachten of de Campagne effect heeft en of het aanspreken van jongeren met het thema liefde en seks beter werkt dan de meer reguliere campagnes rondom gezondheid. Mochten er binnenkort resultaten zijn, dan zal ik deze met jullie delen.
Ben je benieuwd naar de Campagne? Bekijk dan hier de facebook pagina: https://www.facebook.com/kysbedreodense/
Deze RAD-blog werd geschreven door Joyce Dieleman (Trimbos Instituut/ Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.
Referenties
1. Department of Health and Human Services (2012). Preventing Tobacco Use Among Youth and Young Adults: A report of the Surgeon General. Atlanta, GA, U.S.: Department of Health and Human Services.
2. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (2016). Gezondheidsenquête. Afkomstig van http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=83021NED&D1=0,3-4,17-22&D2=3-13,16&D3=0&D4=I&VW=T
3. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (2017). Jongvolwassenen roken, drinken en blowen meer dan 25-plussers. Afkomstig van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/04/jongvolwassenen-roken-drinken-en-blowen-meer-dan-25-plussers
4. National Institute for Health and Care Excellence (2009). School-based interventions to prevent the uptake of smoking among children and young people: cost-effectiveness review. Birmingham: NICE, University of Birmingham.
Sci-fly: Wat peuters en kleuters weten over alcohol en de rol van ouderlijk alcoholgebruik
February 24, 2020
Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van hun kinderen. Dit geldt ook met betrekking tot het alcoholgebruik dat vaak start in de vroege adolescentie. Maar zijn ouders ook verantwoordelijk voor alcoholgerelateerde cognities (kennis en normen) in de kindertijd? Ofwel, heeft het alcoholgebruik van ouders invloed op wat jonge kinderen weten over alcohol en wat zij weten over de normen rond alcoholgebruik? En, lopen jonge kinderen met alcoholgerelateerde cognities risico om eerder te beginnen met het drinken van alcohol en meer te gaan drinken in de adolescentie? Wetenschappers uit Australië zochten het uit.
KERN
In deze studie werd onderzocht wat de invloed is van het alcoholgebruik van ouders en kenmerken van het familieleven op de kennis over alcohol en de normen rond alcoholgebruik van jonge kinderen (3-6 jaar).
METHODE
Het onderzoek werd gehouden onder kinderen (N = 214) van 3 tot en met 6 jaar en hun ouders (N = 359) in het Franstalige deel van Zwitserland. Kinderen vulden de electronic Appropriate Beverage Task in en kregen tekeningen van volwassenen en kinderen te zien in 11 verschillende situaties. Daarnaast kregen zij 12 foto’s van drankjes te zien, waarvan 4 alcoholhoudend (bijvoorbeeld rode wijn) en 8 niet alcoholhoudend (bijvoorbeeld cola). De kinderen werden gevraagd de naam van ieder drankje te benoemen en aan te geven of er alcohol in zit (alcoholkennis). Ook kregen zij de opdracht om bij de personen in de tekeningen aan te geven wat zij dachten dat de personen zouden drinken (alcoholnormen). De ouders van de kinderen vulden vragenlijsten in over hun alcoholgebruik (bijvoorbeeld frequentie van alcoholgebruik) en kenmerken van het familieleven (bijvoorbeeld bezoek van kennissen).
VONDSTEN
– Het alcoholgebruik van ouders (frequentie en hoeveelheid) en volwassenen buiten de familiare context (kennissen) voorspellen de kennis en normen die jonge kinderen over alcohol(gebruik) hebben.
– Jonge kinderen weten meer over alcohol en de normen rond alcoholgebruik als a) ouders regelmatig drinken; b) ouders veel drinken; c) ouders drinken tijdens het eten; d) er regelmatig contact is met andere volwassen en e) de familie vaak jaarmarkten, feestjes of festivals bezoekt.
– Factoren die geen invloed hebben op de kennis en normen die jonge kinderen over alcohol(gebruik) hebben zijn a) binge drinken door ouders; b) televisie kijken door kinderen; en c) alleenstaande huishoudens.
Het huidige onderzoek suggereert dat kinderen die vaak worden blootgesteld aan het alcoholgebruik van volwassenen (niet alleen ouders, ook andere volwassenen) de indruk kunnen krijgen dat het drinken van alcohol normaal is. Ook kan het bijdragen aan de ontwikkeling van een positieve houding ten aanzien van alcohol (sociale normen) en positieve verwachtingen van alcoholgebruik (verwachtingen). Beide van deze alcoholgerelateerde cognities zijn gerelateerd aan het eerder beginnen met het drinken van alcohol en meer drinken in de adolescentie. Longitudinale onderzoeken zijn nodig om de invloed van alcoholkennis en –normen van jonge kinderen op alcoholinitiatie in de vroege adolescentie en vervolggebruik te meten.
DETAILS
Kuntsche, E., & Kuntsche, S. (2019). Parental drinking and characteristics of family life as predictors of preschoolers’ alcohol-related knowledge and norms. Addictive behaviors, 88, 92-98.
Deze sci-fly werd geschreven door dr. Carmen Voogt (Expertisecentrum Alcohol van het Trimbos-instituut/ Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.
Thuisbezorgd op het schoolplein
February 14, 2020
Steeds vaker laten jongeren ongezonde maaltijden bezorgen op middelbare scholen. Dit gebeurt vooral op scholen met een gezonde schoolkantine. Naast het feit dat het ongewenst is om ongezonde voeding op school te nuttigen, zouden bezorgers met scooters op het schoolplein voor overlast zorgen volgens de scholen. Verschillende scholen hebben het bestellen van maaltijden inmiddels verboden, maar dit zorgt weer voor andere problemen. Jongeren hebben toch de behoefte om ongezond te eten en zullen dit ergens anders gaan halen, bijvoorbeeld in de dichtstbijzijnde supermarkt.
Maar waarom hebben jongeren toch steeds die drang naar ongezonde voeding? Hoewel jongeren een positieve houding tegenover gezond eten en drinken hebben, lijken ze ook een positieve houding te hebben richting ongezonde voeding, zoals snacks, snoep, en dranken met veel suiker.1 Er bestaat vaak een discrepantie tussen de houding van jongeren en het eigen gedrag. Zo vinden de meeste jongeren het niet normaal om iedere dag frisdrank te drinken, maar doet het merendeel dit zelf (ongemerkt) wel.1 Uit onderzoek blijkt dat jongeren het vooral belangrijk vinden dat iets lekker smaakt. In een studie waarin onderzocht is of jongeren gezond eten belangrijk vinden, blijkt dat met name smaak erg belangrijk is.2 Wat ook meespeelt is dat gezondheidsproblemen wat verder van jongeren af staan, onder andere door hun leeftijd, wat het lastiger voor hen maakt om de link tussen ongezond eten en gezondheid te leggen. Gezondheid is een ver-van-hun-bedshow.2
Omdat jongeren op de middelbare school voor het eerst zelfstandig worden in wat ze eten en omdat ze vaak meer zakgeld krijgen hebben ze meer mogelijkheden om ongezonde keuzes te maken wat hun voeding betreft.3,4 Vanwege deze nieuwe autonomie kunnen jongeren zich tegen hun ouders gaan afzetten en op school juist dingen te eten die ze thuis niet mogen eten. Wanneer ouders thuis voor gezonde maaltijden zorgen hebben jongeren het gevoel dat dit hun ongezonde eetgedrag rechtvaardigt, want ze krijgen immers gezonde voeding binnen via deze maaltijden.2 Bij het kopen van voedsel tijdens schooltijden wordt vaker een meer bewuste keuze gemaakt.5 Een van de redenen hiervoor is dat dit eten met eigen geld gekocht wordt. Het is overigens niet een vaststaand gegeven dat “ongezonde” producten een beter imago hebben bij jongeren dan “gezonde” producten. Gezonde dure producten kunnen ook een goed imago hebben vanwege de hoge prijs of het luxe karakter.
Veel jongeren geven aan dat ze het lastig vinden verleidingen van ongezonde voeding te weerstaan. Er wordt aangegeven dat ouders en vrienden geen gezond voorbeeldgedrag vertonen en het kan deel uitmaken van de cultuur op school of in de vriendengroep om gezamenlijk ongezonde voeding te kopen en te consumeren.6,7 Het gebeurt ook nog wel eens dat geld bij elkaar wordt gelegd, waardoor overleg ontstaat tussen jongeren over de te kopen ongezonde producten. Bij jongeren kan dan ook meespelen dat er angst is om buiten de groep te vallen.8 Het bestellen van maaltijden kan een manier zijn om populair (proberen) te zijn. Er kan namelijk worden laten zien dat de jongere het geld heeft om onbekommerd te bestellen. Het kan echter ook zijn dat het bestelgedrag van ongezonde maaltijden op school juist overgenomen wordt van anderen, zoals bijvoorbeeld ouders of vrienden. Veel mensen bestellen al hun benodigdheden online, naast maaltijden, ook hun boodschappen, kleding of boeken. Dit voorbeeld koopgedrag kan doorwerken naar jongeren op het schoolplein, waarbij het gemak van het online bestellen waarop staat.
Met het hedendaagse gemak om direct toe te geven aan ongezonde verleidingen via een app op je telefoon rijst de vraag of een gezonde schoolkantine dan nog wel nut heeft. Het kan natuurlijk niet voorkomen dat jongeren ongezond eten, maar het kan het zeker wel verminderen. Naast de thuisomgeving biedt een school een van de meest invloedrijke omgevingen voor jongeren en moet daarin de gezonde opties wel faciliteren.
Deze blog werd geschreven door Maaike Koning (Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.
Referenties
1. JOGG R. Pubers willen wel gezond leven, maar doen het niet. https://jongerenopgezondgewichtnl/userfiles/Nieuws/JUST_JOGG_TeamAlertRapport_NL4_defpdf.
2. Ridder MAM, Heuvelmans M, Visscher, T, Seidell, J. , Renders, C.M. . We are healthy so we can behave unhealthily : A qualitative study of the health behaviour of Dutch lower vocational students. Health Education 2010;110:30-42.
3. Ferris KA, Babskie E, Metzger A. Associations between food-related parenting behaviors and adolescents’ engagement in unhealthy eating behaviors: The role of nutrition knowledge. Int J Aging Hum Dev. 2017;84(3):231-46.
4. Lytle LA, Seifert S, Greenstein J, McGovern P. How do children’s eating patterns and food choices change over time? Results from a cohort study. Am J Health Promot. 2000;14(4):222-8.
5. Tacken GMLW, M.A. de; Veggel, R.J.F.M. van; Sijtsema, S.J.; Ronteltap, A.; Cramer, L.; Reinders, M.J. . Voorbij het broodtrommeltje ; Hoe jongeren denken over voedsel. Den Haag : LEI, onderdeel van Wageningen UR (Rapport / LEI : Onderzoeksveld Consumenten & gedrag ) – ISBN 9789086154784 – 134. 2010.
6. Salvy SJ, de la Haye K, Bowker JC, Hermans RC. Influence of peers and friends on children’s and adolescents’ eating and activity behaviors. Physiol Behav. 2012;106(3):369-78.
7. Salvy SJ, Kluczynski MA, Nitecki LA, O’Connor BC. Peer influence on youth’s snack purchases: a laboratory analog of convenience store shopping. Eat Behav. 2012;13(3):233-9.
8. Higgs S. Social norms and their influence on eating behaviours. Appetite. 2015;86:38-44.
Weersta die verleidelijke cue: Wees actief!
January 27, 2020
Ken je dit? Je wilt graag stoppen met roken, minder alcohol drinken of minder snacken? Maar het lukt niet! Het afleren van ongezonde gewoontes is vaak lastig. Ook omdat je in het dagelijks leven vaak geconfronteerd wordt met allerlei verleidelijke ‘cues’, of omdat bepaalde gevoelens of gemoedstoestanden het verlangen naar bepaalde producten oproepen. Nu toont onderzoek aan dat sporten en beweging kan helpen bij het weerstaan van verleidelijke ‘cues’ en bij het verminderen van gevoelens van verlangen (‘craving’)1-3. Het is dus niet verwonderlijk dat sporten steeds vaker als additionele therapie in de verslavingszorg wordt ingebouwd. Echter, helaas blijkt sporten in de context van therapie geen duidelijke extra effecten te genereren op de daadwerkelijke percentages onthouding op lange termijn na therapie4-5. Hoe komt dit?
Een verklaring is dat mensen het sporten op lange termijn niet volhouden en terugvallen in oude patronen. Daarnaast blijkt dat slechts enkele onderzoeken in therapiecontext sporten ook daadwerkelijk inzetten om gevoelens van verlangen naar bepaalde producten of middelen te weerstaan5. In de eerdere experimentele studies met veelbelovende effecten werd het sporten of bewegen daadwerkelijk gebruikt ten tijde van gevoelens van verlangen (‘Als je een sigaret wilt opsteken, dan ga je wandelen of push-ups doen’). Gevoelens van verlangen werden de kop ingedrukt door ze systematisch te vervangen door een activiteit (sporten of beweging) en de automatische connectie tussen de cue (bijvoorbeeld de geur van een sigaret of stress) en het gedrag (bijvoorbeeld roken) werd ‘verbroken’ (of beter gezegd: vervangen door nieuwe reacties). Er is hier vermoedelijk een parallel te trekken met ‘cue-exposure therapie’, waar mensen ook wordt geleerd om niet op cues in te gaan. De inzet van actieve strategieën maakt het makkelijker om verleidelijke (rook) cues in het dagelijks leven te weerstaan6.
Naast dat een activiteit zoals sporten je direct kan helpen om verleidelijke cues te weerstaan, zijn er ook velerlei positieve psychobiologische effecten van sporten. Maar wat nu als je een hekel hebt aan sporten? Mijn hypothese is dat elke activiteit die je zélf kiest behulpzaam kan zijn om cues te weerstaan. Zo is er ook een studie waarin mensen beschreven dat bijvoorbeeld het nemen van een slokje water zeer behulpzaam was op het moment dat ze naar een sigaret verlangden7. Het belangrijkste is dat je een activiteit kiest die je zelf vol kunt houden. Ook op lastige momenten.
Deze blog werd geschreven door Junilla Larsen (Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.
Referenties
1. Roberts, V., Maddison, R., Simpson, C., Bullen, C., & Prapavessis, H. J. P. (2012). The acute effects of exercise on cigarette cravings, withdrawal symptoms, affect, and smoking behaviour: systematic review update and meta-analysis. Psychopharmacology, 222(1), 1-15.
2. Ledochowski, L., Ruedl, G., Taylor, A. H., & Kopp, M. J. P. O. (2015). Acute effects of brisk walking on sugary snack cravings in overweight people, affect and responses to a manipulated stress situation and to a sugary snack cue: A crossover study. PloS one, 10.
3. Taylor, A. H., Oh, H., Cullen, S. J. M. H., & Activity, P. (2013). Acute effect of exercise on alcohol urges and attentional bias towards alcohol related images in high alcohol consumers. Mental Health and Physical Activity, 6, 220-226.
4. Hallgren, M., Vancampfort, D., Giesen, E. S., Lundin, A., & Stubbs, B. J. B. J. (2017). Exercise as treatment for alcohol use disorders: systematic review and meta-analysis. British Journal of Sports Medicine, 51(14), 1058-1064.
5. Ussher, M. H., Faulkner, G. E. J., Angus, K., Hartmann‐Boyce, J., & Taylor, A. H. (2019). Exercise interventions for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews. doi:10.1002/14651858.CD002295.pub6
6. Albarracín, D., Wilson, K., Chan, M.-p. S., Durantini, M., & Sanchez, F. J. H. p. r. (2018). Action and inaction in multi-behaviour recommendations: a meta-analysis of lifestyle interventions. Health Psychology Review, 12, 1-24.
7. Angeli, M., Hatzigeorgiadis, A., Comoutos, N., Krommidas, C., Morres, I. D., & Theodorakis, Y. J. A. b. (2018). The effects of self-regulation strategies following moderate intensity exercise on ad libitum smoking. Addictive Behaviors, 87, 109-114.
Alcoholgebruik onder de 18: ‘ouders doen niet wat ze kunnen’
January 20, 2020
Dat jongeren onder de 18 niet mogen drinken is algemeen bekend. Toch geeft 25% van de jongeren tussen de 12 en 16 jaar aan in de afgelopen 4 weken gedronken te hebben1. Als het gaat om alcoholpreventie is er dus nog een hoop werk aan de winkel. In preventiebeleid spelen ouders vaak een belangrijke rol. ‘Is dit wel terecht?’, kunt u zich afvragen. Het antwoord is ‘ja’, want uit onderzoek blijkt dat ouders een aanzienlijke invloed hebben op het al dan niet gebruiken van alcohol door hun minderjarige kinderen2.
Een aantal weken geleden nam ik deel aan een bijeenkomst die was bedoeld om een eerste stap te zetten in de richting van een nieuw preventiebeleid rondom alcohol in mijn gemeente. Ik, uitgenodigd vanwege mijn taken als vrijwilliger bij een jongerenstichting die feestjes organiseert, kon het echter niet laten deze bijeenkomst te beschouwen vanuit mijn oogpunt als toekomstig orthopedagoog. Gestart werd met het bespreken van de knelpunten die de aanwezigen rondom het onderwerp ervaarden. Menigeen wees met de vinger naar de rol van ouders: “ouders doen niet wat ze kunnen”. Maar doet deze stelling er wel toe en hebben ouders daadwerkelijk invloed op het alcoholgebruik van hun kinderen?
De invloed van ouders is groot, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. Of jongeren op jonge leeftijd (tussen de 13 en 15 jaar) beginnen met drinken heeft voor ruim 20% te maken met de erfelijke aanleg en meer dan 50% met de gezinsomgeving3. Hoewel ouders erfelijke aanleg doorgeven en hier niets aan kunnen veranderen, spelen zij weldegelijk een rol in de gezinsomgeving. Naast de invloed op het beginnen met drinken, hebben ouders ook invloed op hoe vaak er wordt gedronken en of er buitensporig wordt gedronken3. De mate van de invloed van ouders blijft bij jongeren tussen de 12 en 18 jaar ongeveer gelijk4.
Welk gedrag van ouders heeft er dan precies invloed? Ten eerste, het eigen alcoholgebruik. Wanneer ouders zelf drinken en/of alcohol in huis hebben, vergroot dit het risico op alcoholmisbruik door hun kinderen5. Ten tweede, de communicatie van ouders naar hun kind toe. Jongeren drinken minder als ouders hen wijzen op de negatieve gevolgen van alcohol6. Echter, wanneer ouders toegeeflijk zijn of een goedkeurende houding uitstralen als het gaat om alcoholgebruik, drinken jongeren meer5,6.
Naast het eigen alcoholgebruik van ouders en de communicatie over alcohol, heeft ook de algemene opvoeding invloed op het alcoholgebruik van kinderen. Een zogeheten warme opvoeding, een hechte en liefdevolle ouder-kind relatie, kan problemen met alcohol voorkomen7. Daarnaast werkt een gezonde mate van monitoring preventief ten aanzien van alcoholmisbruik, ouders weten in dit geval wat hun kind waar doet en met wie5.
Concluderend, blijkt dat ouders een grote invloed hebben op het gedrag van hun minderjarige kinderen als het gaat om alcoholgebruik. Preventiebeleid met betrekking tot deze jongeren richt zich dan ook niet voor niets op de ouders. Of het nu gaat om beginnen met drinken, hoe vaak er wordt gedronken of buitensporig drinken, ouders hoeven niet doelloos toe te kijken.
Deze blog werd geschreven door Lieke Overvelde voor de cursus Recente Ontwikkelingen in Risicogedrag, master PWO, 2019.
Referenties
1. RIVM. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2017). Alcoholgebruik scholieren naar geslacht. Verkregen van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/alcoholgebruik/cijfers-context/huidige-situatie#node-alcoholgebruik-scholieren-naar-leeftijd
2. Donaldson, C. D., Handren, L. M., & Crano, W. D. (2016). The enduring impact of parents’ monitoring, warmth, expectancies, and alcohol use on their children’s future binge drinking and arrests: A longitudinal analysis. Prevention science, 17(5), 606-614. doi:10.1007/s11121-016-0656-1
3. Vink, J. M. (2016). Zit middelengebruik en verslavingsgedrag in de familie? Over erfelijkheid en de zoektocht naar genen. Verslaving, 12(4), 243-255. doi:10.1007/s12501-016-0089-3
4. Schuler, M. S., Tucker, J. S., Pedersen, E. R., & D’Amico, E. J. (2019). Relative influence of perceived peer and family substance use on adolescent alcohol, cigarette, and marijuana use across middle and high school. Addictive Behaviors, 88, 99-105. doi:10.1016/j.addbeh.2018.08.025
5. Yap, M. B., Cheong, T. W., Zaravinos‐Tsakos, F., Lubman, D. I., & Jorm, A. F. (2017). Modifiable parenting factors associated with adolescent alcohol misuse: a systematic review and meta‐analysis of longitudinal studies. Addiction, 112(7), 1142-1162. doi:10.1111/add.13785
6. Kam, J. A., Basinger, E. D., & Abendschein, B. (2017). Do adolescent perceptions of parents’ alcohol consumption undermine or enhance what parents say about alcohol? The interaction between verbal and nonverbal messages. Communication Research, 44(3), 319-347. doi:10.1177/0093650214565922
7. Mak, H. W., & Iacovou, M. (2019). Dimensions of the Parent–Child Relationship: Effects on Substance Use in Adolescence and Adulthood. Substance Use & Misuse, 54(5), 724-736. doi:10.1080/10826084.2018.1536718
Lang leve de liefde! Jongeren, Middelengebruik en Relaties
January 20, 2020
Het is inmiddels overduidelijk dat getrouwde stellen een betere gezondheid hebben, minder alcohol en drugs gebruiken en langer leven1,2. Factoren zoals hechting uit de vroege jeugd, toewijding aan de relatie en de sensitiviteit van de partner kunnen hieraan ten grondslag liggen3. Letterlijk dus ‘Lang leve de liefde’!
Wanneer jongeren flink experimenteren met roken, alcohol en drugs tijdens de puberteit wordt door de omgeving wel eens gedacht dat dit over zal gaan als ze een vriendje of vriendinnetje zullen krijgen. Maar is dit daadwerkelijk zo? Gebruiken ook jongeren die een relatie hebben minder alcohol en drugs?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn grootschalige studies nodig die jongeren voor een lange tijd volgen en daarbij regelmatig hun middelengebruik meten en vragen naar hun romantische relaties. Er zijn wereldwijd maar een paar studies die dit gedaan hebben. De resultaten van deze studies laten zien dat de voordelige effecten van het huwelijk op middelengebruik niet gelden voor jonge adolescenten (rond de 16 jaar). Relaties bij jonge adolescenten hangen namelijk juist samen met méér alcohol en drugs gebruik4,5. Op deze jonge leeftijd zijn er nog meer negatieve effecten van relaties gevonden; zo zijn jongeren die op deze leeftijd een relatie hebben ook vaker depressief.
Omdat deze studies de jongeren gevolgd hebben totdat ze ongeveer totdat ze ongeveer 25 jaar oud zijn, is het vooral interessant te zien hoe de samenhang tussen alcohol en drugs gebruik en romantische relaties verandert tijdens de ontwikkeling. Zo is gevonden dat meer alcohol gebruik rond de 16 jaar de kans vergroot dat je tijdens de vroege volwassenheid een langdurige relatie (of meerdere langdurige relaties) hebt. En beide studies laten vervolgens zien dat er tijdens de jongvolwassenheid een omslagpunt zit. Stabiele relaties tijdens de jongvolwassenheid zijn namelijk juist voorspellend voor een afname in alcohol en drugs gebruik. Deze resultaten laten zien dat het belangrijk is alcoholgebruik onder jongeren ook te bekijken in de context van normatieve ontwikkeling en te realiseren dat alcoholgebruik, ondanks de overduidelijke negatieve gezondheidseffecten, ook bij kan dragen aan positieve ontwikkelingsuitkomsten op latere leeftijd, zoals het hebben van een stabiele relatie.
Als we al deze resultaten willen verklaren is het belangrijk dit vanuit een ontwikkelingsperspectief te doen. In één van de studies4 is bewijs gevonden dat het belangrijk is dat het krijgen van de relatie op het juiste moment in de ontwikkeling komt. Als dit te vroeg komt, kan de relatie andere ontwikkelingsgebieden belemmeren en op die manier bijdragen aan een toename in middelgebruik en ander risicogedrag. Wanneer stabiele relaties later tijdens de ontwikkeling komen en dit beter past bij de ontwikkeling kan het juist zorgen voor positieve gezondheidsuitkomsten, zoals minder middelengebruik. Het is hierbij erg belangrijk niet naar de exacte leeftijd te kijken maar naar het individuele ontwikkelingspad. Sommige jongeren zijn op eerdere leeftijd klaar voor een langdurige relatie dan anderen.
Kortom, lang leven de liefde dus, maar dan alleen wanneer je klaar bent voor toegewijde liefde!
Deze blog werd geschreven door Maartje Luijten (Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.
Referenties
1. Robles, T. F., Slatcher, R. B., Trombello, J. M., & McGinn, M. M. (2014). Marital quality and health: A meta-analytic review. Psychological bulletin, 140(1), 140.
2. Staff, J., Schulenberg, J. E., Maslowsky, J., Bachman, J. G., O’Malley, P. M., Maggs, J. L., & Johnston, L. D. (2010). Substance use changes and social role transitions: Proximal developmental effects on ongoing trajectories from late adolescence through early adulthood. Development and psychopathology, 22(4), 917-932.
3. Slatcher, R. B., & Selcuk, E. (2017). A social psychological perspective on the links between close relationships and health. Current directions in psychological science, 26(1), 16-21.
4. Furman, W., & Collibee, C. (2014). A matter of timing: Developmental theories of romantic involvement and psychosocial adjustment. Development and Psychopathology, 26(4pt1), 1149-1160.
5. Rauer, A. J., Pettit, G. S., Samek, D. R., Lansford, J. E., Dodge, K. A., & Bates, J. E. (2016). Romantic relationships and alcohol use: A long-term, developmental perspective. Development and psychopathology, 28(3), 773-789.
Onderzoek in de school
November 4, 2019
Een aanzienlijk deel van het onderzoek naar middelengebruik en eetgedrag richt zich op jongeren. En dat is niet geheel toevallig. Uit onderzoek blijkt immers dat jongeren meer risicogedrag vertonen dan jongere kinderen en volwassenen. Zo wordt bijvoorbeeld het eerste glas alcohol in de meeste gevallen tijdens de adolescentie gedronken, en ook de eerste sigaret wordt vaak opgestoken in deze fase van het leven. Daarnaast gaan jongeren in deze ontwikkelingsfase steeds meer experimenteren met het eten van suiker- en/of vetrijke voeding, zoals de welbekende energiedrankjes en frikandelbroodjes.
Een groot aantal wetenschappelijke studies heeft al verschillende factoren geïdentificeerd die van invloed kunnen zijn op het middelengebruik en het eetgedrag van jongeren. Zo blijkt bijvoorbeeld de mate waarin jongeren hun impulsen kunnen onderdrukken en de mate waarin zij op zoek zijn naar spanning en sensatie in hun omgeving gerelateerd te zijn aan de mate waarin zij dergelijk risicovol gedrag laten zien. In de laatste jaren richt onderzoek zich echter steeds vaker niet enkel op deze individuele factoren van jongeren zelf, maar ook op de invloed van de omgeving waarin jongeren zich bevinden.
Eén van de belangrijkste omgevingen van jongeren is de schoolomgeving, een omgeving waar jongeren zich 5 dagen per week bevinden. Tijdens de lessen en de pauzes, maar ook buiten schooltijd om, brengen jongeren hier een steeds groter deel van hun tijd door met klasgenoten. Aangezien het voor jongeren erg belangrijk is om vriendschappen te sluiten, en om “erbij” te horen en geaccepteerd te worden door leeftijdgenoten, richt steeds meer onderzoek zich op de invloed van klasgenoten op het gedrag van jongeren. Bij dit type onderzoek ligt de focus zeker niet altijd enkel op de academische prestaties van jongeren, maar ook steeds vaker op middelengebruik van jongeren. Zo lijkt bijvoorbeeld het alcoholgebruik en het rookgedrag van jongeren samen te hangen met dat van hun van hun vrienden op school.
Om te onderzoeken of schoolvrienden ook het eetgedrag van jongeren beïnvloeden, hebben onderzoekers van het Behavioural Science Institute (BSI) van de Radboud Universiteit het “G(V)OED voor elkaar!” onderzoek opgezet. Middels vragenlijsten wordt bij jongeren op school nagevraagd hoe frequent ze bepaalde gezonde en ongezonde producten consumeren. Ook wordt nagegaan wie hun (beste) vrienden zijn in de klas. Zo kan onderzocht worden of het eetgedrag van jongeren en dat van hun (beste) vrienden gerelateerd zijn aan elkaar. Daarnaast wordt onderzocht of bepaalde typen jongeren meer ontvankelijk zijn voor de invloed van vrienden. Zo kan gedacht worden aan jongeren die een lager welbevinden ervaren of jongeren met ouders die minder regels hebben over het eetgedrag van hun kinderen. Voor dit onderzoek volgen we ongeveer 700 jongeren en hun ouders over de eerste jaren van de middelbare school, om ook eventuele veranderingen over de tijd in kaart te kunnen brengen. In het voorjaar van 2020 staat de vierde en laatste meetronde van dit onderzoek op de planning.
Naast dit type onderzoek naar middelengebruik en eetgedrag, wordt er binnen het BSI nog veel meer onderzoek gedaan naar gedrag binnen de schoolcontext. Zo wordt er onderzoek gedaan naar onder andere pestgedrag, de ontwikkeling van taalvaardigheden, de inclusie van leerlingen met beperkingen, en sombere en angstige gevoelens die jongeren kunnen ervaren. Aangezien dit onderzoek van grote relevantie kan zijn voor de praktijk en we graag onze samenwerking met scholen verduurzamen, presenteren we als BSI zijnde graag de “BSI Scholen Netwerk Middag” op 31 januari 2020. Een netwerkdag voor, door en samen met scholen rondom gedragsonderzoek bij kinderen en jongeren tot en met 18 jaar, waarop praktijkpartners worden uitgenodigd om een kijkje te nemen in de keuken van ons onderzoek. In verschillende interactieve informatiesessies komen diverse onderzoeksonderwerpen aan bod. Wilt u graag meer informatie over deze middag of wilt u zich graag aanmelden? Dan kunt u terecht op deze website. Wellicht tot dan!
Deze blog werd geschreven door Nina van den Broek (Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.
Alcoholvrije alternatieven opstapje naar ‘het echte werk’?
October 16, 2019
Naast de voordelen van de groeiende alcoholvrije markt, is het voor jongeren echter nog onbekend in hoeverre alcoholvrije alternatieven invloed hebben op alcoholgebruik. Een mogelijk gevolg van het drinken van alcoholvrije alternatieven is namelijk dat de opstap naar alcoholhoudende dranken kleiner wordt. Hier is nog weinig onderzoek naar gedaan, maar een studie vindt zijn oorsprong in Japan. Net als in Nederland zijn er in Japan geen regulaties van de consumptie van alcoholvrije alternatieven onder jongeren.
KERN
In deze studie werd onderzocht of jongeren meer alcohol gaan drinken als ze al ervaring hebben met alcoholvrije alternatieven. Ondanks dat dit paper enkele jaren oud is (2016) en de gegevens uit Japan komen, is dit één van de weinige onderzoeken die zich richt op de gevolgen van de opkomst van alcoholvrije alternatieven.
METHODE
Voor deze studie vulden in totaal 100,050 jongeren tussen 12 en 18 jaar uit Japan (waarvan 51,587 jongens) eenmalig een vragenlijst in. Hierin werd gevraagd naar de consumptie van zowel alcoholhoudende dranken als alcoholvrije alternatieven. Als jongeren aangaven dat ze beide ‘soorten’ dranken al eens geconsumeerd hadden, werd er gevraagd naar de volgorde van consumptie (eerst alcoholvrij en dan alcoholhoudend of andersom).
VONDSTEN
- De consumptie van alcoholvrije alternatieven bereikte een piek rond 15 jaar oud. Daarbij werd gevonden dat meisjes gemiddeld meer alcoholvrije alternatieven dronken dan jongens. Dit heeft mogelijk te maken met de Japanse cultuur (vaker intolerant ten opzichte van alcoholgebruik onder vrouwen) en marketing (advertenties zijn vaker gericht op uiterlijk en gezondheid).
- Er werd gevonden dat de consumptie van alcoholvrije alternatieven geassocieerd was met de consumptie van alcoholhoudende dranken.
- De volgorde van alcoholvrije alternatieven en alcoholische dranken werd vastgesteld. Het bleek dat voor alcoholgebruik vaker voorafging aan het consumeren van alcoholvrije alternatieven. Dit suggereert dat alcoholvrije alternatieven geen trigger zijn voor het drinken van alcoholische drankjes. Daarnaast bleek dat dit niet verschilde voor jongens en meisjes.
- De proportie jongeren die alcoholvrije alternatieven eerder dronk was groter onder jongere studenten. De onderzoekers merken op dat het mogelijk is dat alcoholvrije alternatieven een ‘gateway’ zijn naar alcoholhoudende dranken.
De studie heeft verschillende beperkingen. Een belangrijk punt is dat deze studie specifiek is voor de Japanse cultuur: een land waar alcoholvrije alternatieven veel geconsumeerd worden en makkelijk te verkrijgen zijn.
Het stijgend aandeel van alcoholvrije alternatieven is ook in Nederland zichtbaar en maakt een studie als deze een belangrijk startpunt voor onderzoek in onze cultuur. Gebaseerd op deze studie zou het interessant zijn om bepalen of jongeren in Nederland een verhoogd risico lopen om eerder te beginnen met alcohol of om meer te gaan drinken, wanneer ze al op jongere leeftijd in aanraking zijn gekomen met alcoholvrije alternatieven.
DETAILS
Kinjo, A., Imamoto, A., Ikeda, M., Itani, O., Ohida, T., Kaneita, Y., … & Osaki, Y. (2016). The Association Between Alcohol-Flavoured Non-Alcoholic Beverages and Alcohol Use in Japanese Adolescents. Alcohol and Alcoholism, 52(3), 351-357.
Deze sci-fly werd geschreven door Koen Smit (Trimbos Instituut/ Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.