Month: March 2018

Sci-fly: Kunnen afwijkingen in het brein in de adolescentie voorspellend zijn voor roken?

Dat roken slecht voor je is, is inmiddels algemeen bekend, toch experimenteren er nog héél wat jongeren met roken. Als je eenmaal experimenteert met roken, is de kans groot dat je steeds vaker gaat roken en je op een gegeven moment verslaafd bent. Experimenteren met roken begint vaak tijdens de adolescentie, maar waarom beginnen jongeren met roken, terwijl de negatieve consequenties algemeen bekend zijn? Onderzoek naar de factoren die een rol spelen bij roken onder jongeren is van groot belang om te begrijpen waarom jongeren roken. Waarom raakt de een wel verslaafd en de ander niet? En kunnen we dit voorspellen door het identificeren van factoren die van invloed zijn op het roken onder jongeren? Als we kunnen voorspellen welke jongeren gevoelig zijn voor het ontwikkelen van een nicotineverslaving, kunnen we deze kennis inzetten voor zowel preventie als interventie.

KERN
Welke factoren zijn belangrijk om te begrijpen ‘waarom’ jongeren roken? Eén van de belangrijkste factoren die veel invloed heeft op het beginnen met roken en het ontwikkelen van een nicotineverslaving is impulsiviteit. Dit komt omdat de hersenen van jongeren nog niet volgroeid zijn; met name de prefrontale cortex, een gebied in de hersenen dat belangrijk is voor het controleren van je gedrag. Doordat dit gebied nog niet volgroeid is, vinden jongeren het erg lastig om na te denken over de gevolgen van hun beslissingen. Beslissingen worden daarom dan ook vaak geleid door emotie, wat resulteert in impulsief gedrag.

Kunnen we voorspellen welke jongeren risico lopen op het mogelijk ontwikkelen van een nicotineverslaving op latere leeftijd door te kijken naar impulsiviteit? Deze studie laat zien dat afwijkingen in inhibitie controle (impulsiviteit) in het brein, in jongeren die nog niet roken op 14 jarige leeftijd, voorspellend zijn voor vast roken op 18 jarige leeftijd. Dit onderzoek toont aan dat we kunnen voorspellen welke jongeren mogelijk risico lopen op het ontwikkelen van een nicotineverslaving op latere leeftijd door te kijken naar impulsiviteit. Onderzoek naar inhibitie controle in jongeren kan dus nuttig zijn om individuen/groepen jongeren te identificeren die gevoelig zijn voor het mogelijk ontwikkelen van een nicotineverslaving. Deze kennis kan gebruikt worden voor het ontwikkelen van gepaste preventie- en interventie programma’s gericht op deze doelgroep. Het verbeteren van de impulsregulatie zou bijvoorbeeld een belangrijke strategie kunnen zijn om te voorkomen dat deze jongeren beginnen met roken. Daarnaast zou het ingezet kunnen worden om de effectiviteit van stoppen met roken programma’s te verhogen.

ONDERZOEKSMETHODE
Het doel van deze studie is onderzoeken of afwijkingen in het brein, gerelateerd aan inhibitie controle, in niet-rokers op 14-jarige leeftijd, roken op latere leeftijd kan voorspellen. Daarnaast proberen de onderzoekers aan te tonen of afwijkingen in het brein, gerelateerd aan inhibitie controle, ontstaan als gevolg van roken of dat deze afwijkingen reeds aanwezig zijn in het brein en het risico vergroten om te gaan roken.gonogo1

Om afwijkingen in het brein gerelateerd aan inhibitie controle te kunnen vast stellen is een Go/No-Go performance taak gebruikt. In deze taak keken de deelnemers naar letters en moesten ze drukken op het moment dat er na de letter ‘O’ een ‘X’ kwam  (Go-trial), en niet drukken op het moment dat er na de letter ‘O’ geen ‘X’ kwam (No-Go trial). Tijdens de Go/No-Go performance taak werd de hersenactiviteit gemeten met behulp van elektro-encefalografie (EEG). De EEG werd afgenomen toen de deelnemers (N=431) 14 jaar oud waren. Vier jaar later, op 18 jarige leeftijd, zijn alle deelnemers geïnterviewd om te achterhalen of de deelnemers zijn gaan roken en zo ja, hoeveel ze roken.

Achtergrond informatie – Bij EEG onderzoek wordt de hersenactiviteit gemeten. Als we kijken naar deze hersenactiviteit kunnen we event-related potentials (ERPs) identificeren. ERPs zijn specifieke patronen van hersenactiviteit (bepaalde positieve en negatieve pieken) die ontstaan als reactie op een bepaald event, in dit onderzoek is het event de Go-trial of de No-Go trial. Een deelnemer krijgt dus een Go- of No-Go trial

en binnen 1000 ms na dit event is een typisch hersen patroon zichtbaar (de positieve en negatieve pieken), zie in de figuur hiernaast. Eén van die positieve pieken die belangrijk is in het onderzoek naar inhibitie controle is de P3 component. De P3 component reflecteert activatie van de prefrontale cortex (een gebied in de hersenen dat belangrijk is voor het controleren van je gedrag). Deze component is dus gerelateerd aan inhibitie controle. Uit de ver

slavingsliteratuur weten we dat rokers vergeleken met niet-rokers meer fouten maken op No-Go trials, dus ze drukken vaker op de knop, terwijl ze eigenlijk niet moeten drukken. Rokers hebben dus méér moeite met het controleren van impulsen. In het EEG onderzoek resulteert dit in afgenomen P3 amplitudes; verminderde activatie van de prefrontale cortex en dus méér moeite met het controleren van impulsen (=inhibitie controle).

gonogo

VONDSTEN
De onderzoekers laten zien dat:

  • Jongeren die vast zijn gaan roken op 18-jarige leeftijd ten opzichte van jongeren die niet zijn gaan roken op 18-jarige leeftijd, afgenomen P3 amplitudes hebben voor No-Go trials op 14 jarige leeftijd (verminderde inhibitie controle). Afwijkingen in het brein, gerelateerd aan inhibitie controle, in niet-rokers op 14-jarige leeftijd, kan roken op latere leeftijd dus voorspellen.
  • Omdat alle jongeren op 14-jarige leeftijd niet roken impliceren de onderzoekers dat de afwijkingen in het brein, gerelateerd aan inhibitie controle, niet ontstaan als gevolg van roken. Ze concluderen dat deze afwijking reeds aanwezig zijn in het brein en dus het risico om te gaan roken kunnen vergroten. Ze benadrukken overigens wel dat ze niet uitsluiten dat de neurale mechanismen van inhibitie controle nog verder achteruit gaan op het moment dat iemand vast rookt.nogo p3 amplitude.png

DETAILS
Andrey P. Anokhin and Simon Golosheykin. (2016). Neural correlates of response inhibition in adolescents prospectively predict regular tobacco smoking. Dev Neuropsychol; 41(1-2):22-37. doi:10.1018/87565641.2016.1195833.

Geschreven door Joyce Dieleman, PhD student Trimbos Instituut  & Radboud Universiteit.

Pistepils in winterwonderland

Eindelijk, het is weer zover! Tijd voor de wintersportvakantie waar je al zo lang naar uitkijkt. Dik ingepakt van de witte bergen naar beneden suizen. Met daarbij de koude berglucht, kenmerkende dennenbossen en overvolle pistes. En tijdens de koffiepauze worden door sommigen al de eerste goudgele rakkers genuttigd. Met alcohol de weg op is uit den boze, maar wat zijn eigenlijk de regels op de piste waar we elkaar met gemiddeld 70 km/uur voorbij suizen?

Alcohol alps_feb18 (3).png

De internationale skifederatie (FIS) heeft tien pisteregels ingesteld1. De eerste twee regels “Ik breng anderen niet in gevaar” en “Ik heb controle over mijn snelheid” beschrijven impliciet dat je niet in beschonken toestand de piste mag betreden. Met alcohol op is complete beheersing immers niet meer mogelijk, ook niet op wintersport. Gevoelsmatig gaat men na een biertje een stuk beter skiën of snowboarden, omdat alcohol ons zelfverzekerder maakt. Echter, alcohol verstoort je motoriek, vermindert je reactievermogen en zorgt ervoor dat je minder ziet en hoort. Ben je dan nog bekwaam genoeg om verschillende situaties op de piste in te schatten en hier snel naar te kunnen handelen?!

Australische onderzoekers deden navraag naar de risicoperceptie van wintersporters op de piste en in het verkeer2. De resultaten van verschillende stellingen:

  • 75% van de ondervraagden was het eens met de stelling “Alcoholgebruik beïnvloed mijn bekwaamheid om veilig te skiën/snowboarden
  • 83% van de ondervraagden was het eens met de stelling “Alcoholgebruik beïnvloed de bekwaamheid van anderen om veilig te skiën/snowboarden
  • 90% van de ondervraagden was het eens met de stelling “Alcoholgebruik beïnvloed mijn bekwaamheid om veilig deel te nemen aan het verkeer
  • 93% van de ondervraagden was het eens met de stelling “Alcoholgebruik beïnvloed de bekwaamheid van anderen om veilig deel te nemen aan het verkeer

De wintersporters schatten het risico op een ongeval bij alcoholgebruik op de piste dus lager in dan bij alcoholgebruik in het verkeer. En daarnaast achten de wintersporters zichzelf bekwamer bij alcoholgebruik op de piste of in het verkeer dan mede piste- of weggebruikers. Het is niets nieuws dat ons zelfvertrouwen groter is dan het vertrouwen in de anderen om ons heen. Als we deze eigen zelfzekerheid combineren met het zelfverzekerende effect van alcohol dan voelen we ons meesterskiërs/snowboarders. Gevaarlijk, als je het mij vraagt, want hierdoor neemt de kans op een ongeluk substantieel toe.

Van de duizenden ongelukken die jaarlijks plaatsvinden op de piste, is bij één op de vijf ongelukken alcohol in het spel. Deze ongelukken vinden veelal plaats na de middagmaaltijd, waarbij een “pilsje” is genuttigd3. Let wel: hier in Nederland bevat een pilsje gemiddeld 0,25 liter bier, maar op het terras van de “gemütliche” berghut is het dubbele de standaard (0,50 liter). Ter vergelijking; voor ervaren bestuurders is het verboden om na deze hoeveelheid, die overeenkomt met bloedalcoholgehalte van 0,5 promille, deel te nemen aan het verkeer.

Airbags of gordels zijn op de piste niet voorhanden, daarom wordt in sommige skigebieden de bergpolitie ingezet om alcoholgebruik te bestrijden. In Canada glijden deze agenten compleet bewapend en in politie outfit de piste af, actief op zoek naar beschonken wintersporters. Word je na de blaastest betrapt op een te hoog bloedalcoholgehalte dan volgt een fikse boete. Is het een idee om bij een negatieve blaastest ‘WOW’ caps voor op je skihelm uit te delen? Zo kunnen andere wintersporters al van veraf zien dat jij een ‘Weloverwogen Onbeschonken Wintersporter’ bent! Een dergelijke campagne heeft haar effectiviteit in het verkeer bewezen4. Maar voordat het zover is, beveel ik iedere wintersporter deze volgorde aan: eerst skiën, dan lekker après-skiën en terug naar je hotel of chalet, om de volgende dag weer fris en fruitig op de piste te verschijnen!

Deze blog is geschreven door Pauline Geuijen (Radboud UMC/NISPA) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.

Referenties

  1. Snowplaza (2017). Stelling: het is hoog tijd voor piste-politie. Op 26 februari 2018 verkregen via https://www.snowplaza.nl/weblog/11282-hoog-tijd-voor-piste-politie/.
  2. Sherker, S., Finch, C., Kehoe, E. J., & Doverty, M (2006). Drunk, drowsy, doped: skiers’ and snowboarders’ injury risk perceptions regarding alcohol, fatigue and recreational drug use. International Journal of Injury Control and Safety Promotion, 13(3), 151-157.
  3. Gaudio, R.M., Barbieri, S., Feltracco, P., Spaziani, F., Alberti, M., Delantone M, … & Avato, F.M. (2010). Impact of alcohol consumption on winter sports-related injuries. Medicine, Science and the Law, 50(3),122-125.
  4. Stichting Verantwoorde Alcoholconsumptie (2013). Factsheet alcohol en verkeer. Op 26 februari 2018 verkregen via http://stiva.nl/wp-content/uploads/downloads/2013/01/STIVA_factsheet-alcohol-en-verkeer_DEF-jan13.pdf.

Gezondheid van kinderen: zaak van ouders of de school?

Geen cola, geen energiedrankjes, en zelfs geen limonade meer. Kinderen op steeds meer scholen door het hele land mogen alleen nog maar gezonde producten, zoals water, drinken. Ook de regels over eten worden vaak aangescherpt. Zo worden op veel scholen zakken chips in de aula niet meer getolereerd. Scholen proberen op deze manier kinderen zo gezond mogelijk te houden. Hier zijn echter duidelijk niet alle ouders het mee eens, met de uitspraak “water is voor honden” als één van de meest bekende reacties. Deze kwestie maakt duidelijk dat de meningen verdeeld zijn over de vraag wie zich mag “bemoeien” met het gezond opvoeden van onze nieuwe generatie.

Kinderen brengen een groot deel van hun tijd door op school. Als we willen dat ze gezonder leven, dan is het belangrijk dat zij ook op school gezond kunnen eten en drinken, vindt het Voedingscentrum. Een gezonde school is een plek waar kinderen door een gezond aanbod gemakkelijk een gezondere keuze kunnen maken. Kinderen kunnen hier bijvoorbeeld kiezen uit verschillende bruine broodjes, en er is gemakkelijk groente, fruit en water te verkrijgen. Door volop gezonde producten aan te bieden in de kantine, krijgen kinderen een zogenaamd duwtje in de goede richting. En veel ouders vinden dit een goede zaak. Uit een recent onderzoek onder ruim duizend ouders van kinderen tussen de 8 en de 16 jaar blijkt dat een ruime meerderheid ouders (62%) vindt dat school- en sportkantines zo moeten worden ingericht dat kinderen eerder geneigd zijn om een gezonde keuze te maken [1].

Foto: een kantine van Markies Catering

Een deel van de ouders gaat zelfs nog verder; zij zijn van mening dat een gezond aanbod zelfs zou moeten gelden in de supermarkt (zegt 53% van de ouders) of op straat (zegt 48% van de ouders) [1]. Echter, een ruime meerderheid van de ouders (82%) laat weten dat ze het voornamelijk hun eigen verantwoordelijk vinden om hun kinderen te leren hoe ze verstandig en gezond moeten eten en drinken. Wettelijk gezien zijn ouders op de eerste plaats verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Ondanks dat de meerderheid van de ouders voorstander is voor het creëren van een gezondere voedingsomgeving, lijkt het erop dat de specifieke regels voor het juist wel of niet consumeren van bepaald voedsel door ouders onder hun eigen verantwoordelijkheid wordt geschaard. Mogelijk ontstaat er dus weerstand op het moment dat scholen precies bepalen wat er wel en niet tijdens schooltijd gegeten en gedronken mag worden.

Het is moeilijk om te bepalen in hoeverre scholen zich mogen “bemoeien” met het gezond opvoeden van kinderen, zeker omdat ouders verschillen in waar zij vinden dat die grens zou moeten liggen. In de toekomst zullen we samen na moeten denken over hoe we alle ouders kunnen betrekken en voorstander kunnen maken van initiatieven om de (school)omgeving van kinderen gezonder te maken. Waarschijnlijk ligt de oplossing in het samenwerken tussen scholen en ouders, om samen tot oplossingen te komen die aansluiten bij de behoeften van mensen die deze oplossingen nu juist het meest nodig hebben. Het lijkt er immers op dat het simpel opleggen van “van bovenaf” bedachte regels niet werkt en voor weerstand zorgt. Scholen kunnen hierin het initiatief nemen door te overleggen met de ouderraad, door informatieavonden te organiseren voor ouders en/of leerlingen, of door hen middels een enquête om advies te vragen. Tegenwoordig zouden ook sociale media gemakkelijk kunnen worden ingezet worden om deze communicatie tussen school en ouders te vergemakkelijken.

Deze blog is geschreven door Nina van den Broek (Radboud Universiteit) voor RAD-blog, het blog over roken, alcohol, drugs en dieet.

Referenties

  1. Voedingscentrum (2018). Quickscan voedselvaardigheid. Verkregen via het Voedingscentrum.

Sci-fly: gezond eten: kan dat op school?

Overgewicht is nog steeds een groot probleem onder jongeren in Nederland. De cijfers zijn zorgwekkend: 1 op de 3 11-jarigen heeft overgewicht. Voldoende lichaamsbeweging en gezond eten zijn de belangrijkste voorwaarden voor een gezond lichaam. Helaas voldoen veel Nederlandse jongeren niet aan deze voorwaarden en hebben veel jongeren een ongezond levenspatroon, waaronder veel ongezond snackgedrag. Daar lijkt onder andere de makkelijke verkrijgbaarheid van fastfood en frisdrank een grote rol in te spelen.

Jongeren brengen aanzienlijk veel tijd door op school. Op veel scholen in Nederland zijn fastfood en frisdranken gemakkelijk verkrijgbaar. Door de grote hoeveelheid tijd die jongeren op school spenderen, zou deze plek perfect zijn voor het creëren van een gezonde omgeving zonder fastfood en frisdrank. Het Voedingscentrum heeft het programma voor gezonde schoolkantines ontwikkeld, om scholen te ondersteunen in het creëren van een gezonde omgeving. Scholen moeten verschillende stappen doorlopen om hun kantine ‘gezond’ te maken en worden hiervoor beloond door een zilveren of gouden prijs te krijgen. Deze aanpak lijkt erg zinvol te zijn, echter geven veel scholen aan dat ze het lastig vinden om de jongeren te betrekken in het programma. Het feit dat studenten zo weinig betrokken zijn, heeft invloed op de effectiviteit van het programma. Jongeren moeten dus meer betrokken worden en een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat we er achter komen hoe zij over eten denken en hoe hun eetgedrag op school eruit ziet.

KERN
Ondanks dat jongeren aangeven dat ze hun eetgedrag niet hoeven te veranderen, geven ze aan dat ze meer inspraak willen hebben in de programma’s op school en dat ze serieuzer genomen willen worden.

Het zou dus helpen wanneer scholen  afspraken met ze maken om ervoor te zorgen dat ze consequent betrokken worden en dat hun suggesties worden gewaardeerd, een beloningssysteem zou hier heel nuttig voor zijn.

ONDERZOEKSMETHODE
Voor het onderzoek zijn zeven semigestructureerde focusgroepen gehouden met 42 Nederlandse jongeren tussen de 13 en 16 jaar. Deze groep bestond uit 25 meisjes en 17 jongens. Daarnaast is een online vragenlijst afgenomen onder 133 Nederlandse jongeren tussen de 12 en 19 jaar, hiervan waren 72 jongeren meisjes en 61 jongens.

Jongeren van zeven random scholen werden verdeeld over de zeven focus groepen. In deze groepen zaten jongeren van verschillende niveaus. De focus groepen vonden plaats onder schooltijd en duurde gemiddeld 75 min. De leerlingen werden gefilmd en er werd een discussie gestart met verschillende standpunten. De leider van de discussie gaf aan het eind van elke stelling een samenvatting van de opmerkingen en meningen van de groep. De stellingen gingen voornamelijk over hun kijk op voedsel en eetgedrag, hun mening over (gezonde) schoolkantines, de personen of dingen die invloed hebben op voedselkeuze en betrokkenheid van studenten bij het gezonde kantine programma.

Daarnaast is er een online vragenlijst afgenomen bij 133 jongeren, waarvan 34 ook deel hebben genomen aan de focus groep. Het doel van de vragenlijst was om een beter inzicht te krijgen van het eet- en koopgedrag van adolescenten op school, en van hun perceptie van het ‘gezonde school kantine programma’.

VONDSTEN

belang van gezonde kantine

Het onderzoek kwam tot een aantal belangrijke conclusies:

  • Jongeren zijn van mening dat ze hun eetgedrag niet hoeven te veranderen. Ze vinden niet dat ze ongezond eten, en zien geen risico’s in de toekomst omtrent hun eetgedrag.
  • Jongeren hebben een sterke wil om zelf voedselkeuzes te maken en ze vinden autonomie erg belangrijk.
  • Jongeren worden in hoge mate beïnvloed door hun leeftijdgenootjes in hun voedselkeuzes. Verder geven jongeren aan dat ze hun fastfood producten voornamelijk in supermarkten kopen en niet op school.
  • Jongeren laten weten dat ze niet veel vertrouwen hebben in programma’s op school en dat ze het gevoel hebben dat er niet serieus naar hen geluisterd wordt.

Deze conclusies leiden tot verschillende aanbevelingen. Aangezien jongeren aangeven dat ze niet genoeg betrokken worden bij de programma’s op school, kan het helpen dat scholen afspraken met ze maken om ervoor te zorgen dat ze consequent betrokken worden en dat hun suggesties worden gewaardeerd. Daarnaast zou een beloningssysteem heel nuttig kunnen zijn om jongeren meer te betrekken, zeker omdat de jongeren zelf ook aangeven dat dit hun betrokkenheid zou stimuleren.

Onderzoeksresultaten per vraag:
“Wat zijn de voedings- en gezondheidsperspectieven van jongeren,  en hoe ziet hun eet- en consumentengedrag eruit op school”

Jongeren vinden zelf dat hun eetgedrag niet ongezond is, en vinden dus ook niet dat ze hier dingen in moeten veranderen. Daarnaast geven jongeren aan dat de ongezonde voeding die ze hebben gekocht worden in supermarkten en niet op school.

“Wat is de bereidheid van jongeren om mee te werken aan een gezonde schoolomgeving?”.

Jongeren geven aan dat ze vaak geen vertrouwen hebben in programma’s op school. Ze hebben het idee dat er niet serieus naar hen geluisterd wordt en dat ze weinig input kunnen leveren.

DETAILS
Hermans, R. C. J., de Bruin, H., Larsen, J. K., Mensink, F., & Hoek, A. C. (2017). Adolescents’ responses to a school-based prevention program promoting healthy eating a school. Frontier in public health.

Geschreven door Emilie van Tetering, research master student op de Radboud Universiteit